zondag 15 juni 2014

De joodse messias - Arnon Grunberg (2004)

ENG: “The Jewish Messiah”
FR: “Le Messie juif”
In het NL ook verkrijgbaar onder de titel “De Grote Jiddische Roman”, als deel 13 in de Jiddische Bibliotheek (!)


Is Arnon (Yasha Yves) Grunberg de Nederlandse Herman Brusselmans of is het juist omgekeerd? Van grote liefde tussen beide heren is er in elk geval geen sprake, en het zit er ook niet meteen aan te komen. Brusselmans zei ooit: “"Arnon Grunberg is gewoon een ontzettende eikel. Een gefrustreerd, klein, joods, ros mannetje dat wel talent heeft om te schrijven, maar dat op handen wil worden gedragen door professoren.” Misschien dat dat zelfs niet zo helemaal naast de waarheid, maar Vlaamse lezers weten ondertussen Brusselmans' uitspraken wel te relativeren. Brusselmans, you love him or you hate him, maar onmiskenbaar heeft hij net als Grunberg het talent om met schelmenromans steeds weer te balanceren tussen pure, echte emotie, en bruut en zinloos geweld. Waarbij humor en slapstick essentiële onderdelen zijn en de personages elk apart perfect volgens hun eigen logica handelen, zonder zich druk te maken over wat maatschappelijk aanvaardbaar is. Steeds opnieuw wordt je als lezer bij de neus genomen, want de personages hebben gedachten die je ook wel eens overvallen, alleen ontspoort hun logica in elk geval vaker dan de mijne. Wat ik bedoel: Grunberg bespeelt de media, hij beroert, hij choqueert. En hij doet dat meesterlijk.

In dit boek, het tweede dat ik aanvatte na het fantastische Tirza (voor de bespreking, zie elders op deze blog), komt alweer geen enkel normaal mens voor - niets is wat het lijkt, om het met hedendaags filosoof Siegfried Bracke te zeggen. De roman is een draaimolen van beledigingen, misbruik en mishandeling. En het is zonder onderscheid beledigend voor iedereen: joden, moslims, christenen en in het algemeen voor mensen met goede bedoelingen, maar in het bijzonder richting het joodse volk natuurlijk.

Een paar zinnen over de plot: Xavier Radek is een geassimileerde niet-joodse jongeman met een missie: hij wil meer weten over het lijden van de joden. Hij besluit daarom 'de vijanden van het geluk' te gaan troosten. Hoewel zijn ouders Xavier's gedrag afdoen als puberale en hormonale stoornissen, raakt hij bevriend met Awromele, zoon van een rabbijn, die hem adviseert Jiddische lessen te nemen en zich te laten besnijden. En wat daarna gebeurt, leest u zelf maar.

Het levensverhaal van de kleinzoon van een SS'er die zich opwerpt als de trooster der joden, zal wat wenkbrauwen doen fronsen. Vanaf de eerste zin, waarin zijn grootvader wordt aangeduid als `niet zo'n slampamper van een opa die achter zijn schrijftafel bleef zitten [...] nee, een gentleman die het handwerk van de dood verstond', vanaf die eerste lange zin lijkt Grunberg geheel `vrij van alle verantwoordelijkheden te exploderen.' En waarom niet? `De oorlog was ver weg, die oorlog in ieder geval, andere oorlogen ook, en tegen de tijd dat [Xavier] zich voor de vijanden van het geluk begon te interesseren, hadden deskundigen vastgesteld dat de Tweede Wereldoorlog nu eens en voor altijd een afgesloten hoofdstuk was.'

En dus kan de hoofdpersoon in alle onschuld tegen een rabbijn zeggen: `De joden hebben ook Lebensraum nodig.' Hij kan mopperen over het feit dat zijn joodse vrienden beantwoorden aan alle clichés die over hen de ronde doen (`Zoals sommige vrouwen vragen om verkrachting, zo vragen sommige joden kennelijk om een pogrom'). Zijn antisemitische moeder kan beweren dat `de Israeliet van nature een fascist' is, en dat jodenhaat de enige liefde is die de naam verdient. Zijn orthodox-joodse geliefde kan Mein Kampf omschrijven als een fascinerend boek (`Het heeft vaart, er zit humor in en volgens mij heeft de schrijver een verhaal te vertellen'). Voeg daarbij dat Adolf Hitler in De joodse messias consequent wordt aangeduid als Je-weet-wel-wie, alsof hij de boze tovenaar is uit de Harry Potter-boeken, en dat het voorlaatste hoofdstuk is getooid met de titel `Het ten onrechte verwaarloosde gedachtegoed van Streicher en Himmler', en het zal duidelijk zijn dat Grunberg in zijn nieuwe roman de provocatie zoekt.

Grunberg is - dat had u vast al wel begrepen - natuurlijk zélf jood, en juist omwille daarvan kan hij zich veel permitteren. Ik weet in elk geval wel waarom ik na Tirza en dit boek voorgoed aan Grunberg verkocht ben: het boek leest als een trein, het heeft diepgang, en het behandelt de thematiek Holocaust-Israël/Jodendom-Palestina met humor, maar ook met diepgang. Het is een geestige roman die aanzet tot nadenken. En in dat laatste opzicht moet Herman Brusselmans het uiteindelijk toch afleggen tegen Grunberg - zijn personages staan toch net iets verder af van de "normale" wereld. Gelukkig is literatuur geen competitie. Misschien dat ik binnenkort eens een boek van Brusselmans bespreek.

Afsluitend toch een klein minpuntje: het laatste stuk - dat zich afspeelt in het beloofde land - en de over-the-top ontknoping is wellicht essentieel om het boek te doen kloppen vanuit het perspectief van de auteur, maar ik vind het persoonlijk minder geslaagd dan wat vooraf ging. Maar laat u zich daardoor vooral niet tegenhouden.

http://www.arnongrunberg.com/