(ondertitel: een nieuwe
geschiedenis van de mens)
(EN: Humankind: a hopeful history)
Met dank aan COVID-19 (ahum) is het een
rustige zomer geweest, met veel tijd om af en toe eens in een boek te duiken. En bovenop mijn
to-do-list stond nog “De meeste mensen deugen”, weet u nog wel?
Nadat hij met “Gratis geld
voor iedereen” (zie elders in deze blog) met passie een basisinkomen bepleitte, richt Rutger Bregman zich in “De meeste
mensen deugen” met hetzelfde aanstekelijke enthousiasme op ons mensbeeld. Nergens
lijken zo veel mensen het over eens als over de idee dat de mens van nature
slecht is, maar Rutger Bregman, historicus en journalist bij De Correspondent
en ondertussen ook bestsellerauteur, bewijst het tegendeel. En dat doet hij
andermaal via factchecking. En wat blijkt? Mensen zijn helemaal niet zo
egoïstisch, onverschillig en moordlustig als u denkt. En Bregman beschrijft in meer
dan 500 pagina’s waarom. Het boek bestaat ook als audioboek
trouwens, als u dat verkiest.
Bregmans stelling laat zich samenvatten
als volgt: wij hebben varkens, koeien, schapen en kippen gedomesticeerd door
telkens de tamste en vriendelijkste exemplaren te fokken. Met onszelf is
hetzelfde gebeurd: in de loop van vele millennia hebben de vriendelijkste,
zachtaardigste types onder de mensen de meeste kinderen gekregen, en in ieder geval
meer kinderen dan de agressieve, Trumpiaanse types met wie niemand iets te
maken wilde hebben. In de prehistorie werden die lullo's vaak uit de groep verbannen en
stonden ze er helemaal alleen voor, of werden ze op een andere manier onschadelijk gemaakt. Het staat dwars
op het ons aangeleerde mensbeeld (zegt Thomas Hobbes u nog iets?), maar in de prehistorie was er dus eerder
sprake van survival of the friendliest, degene die het beste optrok met anderen
maakte het meeste kans om te overleven. Wij zijn genetisch voorgeprogrammeerd sociaal en ondertussen een schattige puppyversie van de menselijke soort. Bregman heeft het over de “homo
puppy”.
Om deze nieuwe geschiedenis te
schrijven, duikt de historicus zelf de geschiedenis in, op zoek naar studies, experimenten, anekdotes. Hij doet dat niet alleen met het
mooie, maar tikje ongenuanceerde openingsverhaal over WOII, een verhaal over de veerkracht en vriendelijkheid waarmee de Britten de Blitz
hebben doorstaan. Bregman's boek is een aaneenrijging van veelal bekende
verhalen, maar dan vanuit een nieuwe invalshoek onderbouwd - of juist tegengesproken - met nieuwe
feitenkennis. Zijn doel is om de cynische toon te ontkrachten over het ons bekende eeuwenoude idee, dat de mens van nature slecht is.
Niet het bekende Lord of the flies verhaal, maar het
échte verhaal van jongetjes die schipbreuk lijden en overleven op een onbewoond
eiland door samen te werken, en niet door mekaar uit te moorden. Niet het bekende
Paaseiland-verhaal van inwoners die kosten wat het kost bomen kapten om grote
beelden te maken en zo van de aardbol verdwenen, maar een veel genuanceerder
verhaal over rattenplagen, van elders geïmporteerde ziektes en slavernij. En
dan de verhalen over het onderzoek van de grote naoorlogse Amerikaanse
psychologen, met nieuwe inzichten en conclusies die niet pasten bij de mythes
die deze grote ego's jaren lang in stand hebben gehouden. Allemaal boeiende
verhalen waarin Bregman onze egoïstische, agressieve en onverschillige houding
ontkracht. De concrete voorbeelden in het boek tonen wat er gebeurt áls mensen in elkaars goedheid geloven. Hoe we scholen, gevangenissen, bedrijven anders kunnen inrichten en wat voor heilzame effecten dit heeft.
Belangrijk om op te merken in deze recensie, is dat Bregman overigens niet beweert dat àlle mensen deugen: een kleine groep van psychopaten speelt wel
degelijk een heel belangrijke rol tijdens elke oorlog. 40 procent van de
vliegtuigen werd tijdens de Tweede Wereldoorlog neergeschoten door 1 procent
van de piloten. In Rwanda deed 97 procent van de Hutu’s niet mee aan de
genocide. En vooraleer de genocide er kwam, moest een samenleving al jarenlang
vergiftigd worden door propaganda en gemanipuleerde groepsdruk. De meeste
mensen hebben een ontzettende afkeer van geweld. We beleven daar helemaal niet
zoveel plezier aan als aan seks of aan onze vriendschappen. Tijdens de oorlog
zochten veel soldaten excuses om toch maar niet te hoeven schieten,
het is verbluffend hoe weinig schoten er eigenlijk werden gelost. Veel gewone
dienstplichtige soldaten kunnen het gewoon niet. Bajonetten werden vroeger nog
veel minder gebruikt. Soldaten scheppen daar helemaal geen plezier in, ze gaan
er juist kapot aan. Uit Vietnam kwamen velen van hen terug met een
posttraumatische stressstoornis. De gruwel van een oorlog zit echt niet in onze
natuur. Goed-zijn kun je leren, betoogt Bregman. Het is een finesse die verloren gaat in de titel – die is affirmatief, dat verkoopt beter, zegt hij daarover zelf.
Bregman hanteert een vlotte
schrijfstijl en op zijn research valt, in tegenstelling tot iemand zoals Steven
Pinker die zijn research ondergeschikt maakt aan zijn positief idealisme, niets
af te dingen: alle feiten zijn gecheckt en gedubbelcheckt, en als wat hij
vindt zijn eerdere bevindingen lijkt tegen te spreken, dan zoekt hij verder. Dat is meteen mijn enige
kritiek op het boek: uiteindelijk moet hij soms nogal wat bochten nemen om uit te
komen bij het vooropgestelde positieve mensbeeld, en hoewel dat
wetenschappelijk te verantwoorden valt, haalt dat wat vaart uit het boek en
bleef ik soms zitten met het astrologen-gevoel: uiteindelijk heeft hij overal
wel een uitleg voor, zelfs voor de Holocaust (!) waarbij hij Hannah Arendt trouwens niet over het hoofd ziet.

Toch kan ik “De Meeste Mensen Deugen" niet warm genoeg aanbevelen. Aan de hand van vaak onbekende verhalen uit de recente geschiedenis bewijst Bregman wel degelijk dat de meeste mensen deugen. Je wordt gelukkig van dit boek, en je gaat weer geloven in het goede van de mens. Ik neem me alvast voor om mijn collega’s voortaan niet meteen van het ergste te verdenken als het eens een dagje niet meezit op het werk. Voor iedereen die zich afvraagt of de verharding van de maatschappij nog te stuiten is, zal het nieuwe boek van Rutger Bregman, tot slot ook een grote opluchting zijn.