woensdag 9 september 2020

Then It Fell Apart - Moby (2019)

Last year Then It Fell Apart, the second part of Moby's memoirs, was released. Part one, Porcelain (2016), focused on his childhood and his early years as a DJ and producer, this time the book alternates between his childhood and his exuberant lifestyle after the success of his album Play, that catapulted him to a superstar. A lifestyle that included ecstasy for breakfast, gallons of vodka and sporadic sex with supermodels.

The book - just like one of his songs also aptly named “Then It Fell Apart” - chronicles two important eras of the life of the in my opinion friendly and down-to-earth artist by whom I had found shelter since the death of that other musically eclectic idol of mine (Prince). Spoiler alert: after reading the book, you cannot help but finding Moby a first class dickhead. Which is quite strange, given it is an autobiography after all - written by himself. I admit I had to gasp for air a bit at first, but it is so well written that I have read it in one go.

Moby describes, among other things, how André 3000 did not want to hug him at the MTV Video Music Awards after he got into an open war with Eminem, how Lizzy Grant (now known as Lana Del Rey) turned him down after a date at a macrobiotic restaurant, and how he tutored Vladimir Putin's daughter, intoxicated and unwilling, Russian literature in a Holiday Inn hotel. In just about every anecdote, he portrays himself as the ultimate beta male: an insecure and sensitive nerd who clumsily navigates the unknown territory of stardom.

The strangest and most notorious part of the book is that in which Moby reveals that he has been dating Natalie Portman as a teenager back in 1999. Although he never understood what a young, successful and handsome actress saw in a 33-year-old balding man, he clearly has fond memories of their time together, culminating in a romantic kiss under an ancient oak tree. This revelation has caused quite a stir in the press, because Portman swears she has no memories of the whole thing. According to the actress, the two never dated, and Moby was just "a creepy older man" with an inappropriate interest in a teenage girl who had just graduated from high school. Strangely enough, Moby angrily responded by writing off Portman's denials as "gossip" and he shared "evidence" in the form of an old photo of him holding an uncomfortable-looking Portman while being bare-chested. In my opinion, if the only evidence you can find is a photo where your alleged date looks like she's being held hostage, you may need to draw conclusions. Sad. After being accused of beta male misogyny in the (social) media, Moby finally apologized.

The other anecdote that got some press coverage was that in 2001, according to Moby, he was challenged at a party to a game of knob touching with an unsuspecting Donald Trump. In short, that means that he had to rub his bare penis against the future president while making small talk with his victim. He accepted and succeeded the challenge, of course.

Most of the reviews I read limit themselves to those two excerpts, wondering if we should all need to know that? But I want to speak up in Moby’s defence: the other half of his book is about his earliest childhood, where he describes he already was an outsider and a nerd - and those chapters paint a very different picture, that of Moby as Little Idiot, his sad cartoon alter ego looking for a hug, that shows up in some of his best-known clips. The childhood chapters alternate with those from during (and after) his star status, and it kind of balances the weird stuff out. 

Throughout the whole book, Moby describes how being rich and famous hasn't exactly made him happy: today he most appropriately describes himself as a bald and postmodern alcoholic.  Having written this book seems like a cry for help, in my opinion. Hopefully he will get that help soon, because with this collection of anecdotes that are fun to the reader but must be very painful for him, Moby dug such a deep well for himself that I wonder if he will ever get out. The giant animal rights/vegan for life tattoos which he had his arms and neck covered with last year, and the music he released lately, don't make me very optimistic.


dinsdag 8 september 2020

De meeste mensen deugen – Rutger Bregman (2019)


(ondertitel: een nieuwe geschiedenis van de mens)

(EN: Humankind: a hopeful history)

Met dank aan COVID-19 (ahum) is het een rustige zomer geweest, met veel tijd om af en toe eens in een boek te duiken. En bovenop mijn to-do-list stond nog “De meeste mensen deugen”, weet u nog wel?

Nadat hij met “Gratis geld voor iedereen” (zie elders in deze blog) met passie een basisinkomen bepleitte, richt Rutger Bregman zich in “De meeste mensen deugen” met hetzelfde aanstekelijke enthousiasme op ons mensbeeld. Nergens lijken zo veel mensen het over eens als over de idee dat de mens van nature slecht is, maar Rutger Bregman, historicus en journalist bij De Correspondent en ondertussen ook bestsellerauteur, bewijst het tegendeel. En dat doet hij andermaal via factchecking. En wat blijkt? Mensen zijn helemaal niet zo egoïstisch, onverschillig en moordlustig als u denkt. En Bregman beschrijft in meer dan 500 pagina’s waarom. Het boek bestaat ook als audioboek trouwens, als u dat verkiest.

Bregmans stelling laat zich samenvatten als volgt: wij hebben varkens, koeien, schapen en kippen gedomesticeerd door telkens de tamste en vriendelijkste exemplaren te fokken. Met onszelf is hetzelfde gebeurd: in de loop van vele millennia hebben de vriendelijkste, zachtaardigste types onder de mensen de meeste kinderen gekregen, en in ieder geval meer kinderen dan de agressieve, Trumpiaanse types met wie niemand iets te maken wilde hebben. In de prehistorie werden die lullo's vaak uit de groep verbannen en stonden ze er helemaal alleen voor, of werden ze op een andere manier onschadelijk gemaakt. Het staat dwars op het ons aangeleerde mensbeeld (zegt Thomas Hobbes u nog iets?), maar in de prehistorie was er dus eerder sprake van survival of the friendliest, degene die het beste optrok met anderen maakte het meeste kans om te overleven. Wij zijn genetisch voorgeprogrammeerd sociaal en ondertussen een schattige puppyversie van de menselijke soort. Bregman heeft het over de “homo puppy”.

Om deze nieuwe geschiedenis te schrijven, duikt de historicus zelf de geschiedenis in, op zoek naar studies, experimenten, anekdotes. Hij doet dat niet alleen met het mooie, maar tikje ongenuanceerde openingsverhaal over WOII, een verhaal over de veerkracht en vriendelijkheid waarmee de Britten de Blitz hebben doorstaan. Bregman's boek is een aaneenrijging van veelal bekende verhalen, maar dan vanuit een nieuwe invalshoek onderbouwd - of juist tegengesproken - met nieuwe feitenkennis. Zijn doel is om de cynische toon te ontkrachten over het ons bekende eeuwenoude idee, dat de mens van nature slecht is. 

Niet het bekende Lord of the flies verhaal, maar het échte verhaal van jongetjes die schipbreuk lijden en overleven op een onbewoond eiland door samen te werken, en niet door mekaar uit te moorden. Niet het bekende Paaseiland-verhaal van inwoners die kosten wat het kost bomen kapten om grote beelden te maken en zo van de aardbol verdwenen, maar een veel genuanceerder verhaal over rattenplagen, van elders geïmporteerde ziektes en slavernij. En dan de verhalen over het onderzoek van de grote naoorlogse Amerikaanse psychologen, met nieuwe inzichten en conclusies die niet pasten bij de mythes die deze grote ego's jaren lang in stand hebben gehouden. Allemaal boeiende verhalen waarin Bregman onze egoïstische, agressieve en onverschillige houding ontkracht. De concrete voorbeelden in het boek tonen wat er gebeurt áls mensen in elkaars goedheid geloven. Hoe we scholen, gevangenissen, bedrijven anders kunnen inrichten en wat voor heilzame effecten dit heeft. 

Belangrijk om op te merken in deze recensie, is dat Bregman overigens niet beweert dat àlle mensen deugen: een kleine groep van psychopaten speelt wel degelijk een heel belangrijke rol tijdens elke oorlog. 40 procent van de vliegtuigen werd tijdens de Tweede Wereldoorlog neergeschoten door 1 procent van de piloten. In Rwanda deed 97 procent van de Hutu’s niet mee aan de genocide. En vooraleer de genocide er kwam, moest een samenleving al jarenlang vergiftigd worden door propaganda en gemanipuleerde groepsdruk. De meeste mensen hebben een ontzettende afkeer van geweld. We beleven daar helemaal niet zoveel plezier aan als aan seks of aan onze vriendschappen. Tijdens de oorlog zochten veel soldaten excuses om toch maar niet te hoeven schieten, het is verbluffend hoe weinig schoten er eigenlijk werden gelost. Veel gewone dienstplichtige soldaten kunnen het gewoon niet. Bajonetten werden vroeger nog veel minder gebruikt. Soldaten scheppen daar helemaal geen plezier in, ze gaan er juist kapot aan. Uit Vietnam kwamen velen van hen terug met een posttraumatische stressstoornis. De gruwel van een oorlog zit echt niet in onze natuur. Goed-zijn kun je leren, betoogt Bregman. Het is een finesse die verloren gaat in de titel – die is affirmatief, dat verkoopt beter, zegt hij daarover zelf.

Bregman hanteert een vlotte schrijfstijl en op zijn research valt, in tegenstelling tot iemand zoals Steven Pinker die zijn research ondergeschikt maakt aan zijn positief idealisme, niets af te dingen: alle feiten zijn gecheckt en gedubbelcheckt, en als wat hij vindt zijn eerdere bevindingen lijkt tegen te spreken, dan zoekt hij verder. Dat is meteen mijn enige kritiek op het boek: uiteindelijk moet hij soms nogal wat bochten nemen om uit te komen bij het vooropgestelde positieve mensbeeld, en hoewel dat wetenschappelijk te verantwoorden valt, haalt dat wat vaart uit het boek en bleef ik soms zitten met het astrologen-gevoel: uiteindelijk heeft hij overal wel een uitleg voor, zelfs voor de Holocaust (!) waarbij hij Hannah Arendt trouwens niet over het hoofd ziet.

Toch kan ik “De Meeste Mensen Deugen" niet warm genoeg aanbevelen. Aan de hand van vaak onbekende verhalen uit de recente geschiedenis bewijst Bregman wel degelijk dat de meeste mensen deugen. Je wordt gelukkig van dit boek, en je gaat weer geloven in het goede van de mens. Ik neem me alvast voor om mijn collega’s voortaan niet meteen van het ergste te verdenken als het eens een dagje niet meezit op het werk. Voor iedereen die zich afvraagt of de verharding van de maatschappij nog te stuiten is, zal het nieuwe boek van Rutger Bregman, tot slot ook een grote opluchting zijn.