zondag 26 juni 2016

Mijn leven met Prince - een afscheid

Dit stukje was een van de lastigste - in elk geval het meest persoonlijke - die ik hier heb mogen neerpennen. Toen ik bedacht wat de dood van Prince bij mij teweeg bracht, wou ik er meteen iets over schrijven, maar toen de herinneringen maar bleven komen, kwam het besef dat het een pak tijd zou vergen om dat alles ook mooi en respectvol te doen.


Ik heb in mijn leven vele liefdes gekend - passionele liefdes zelfs - maar slechts één idool. En dat idool is nu dood. Domweg gestorven in de lift van zijn appartement, alleen. Van een overdosis medicijnen, zo blijkt bovendien. Wat een triest lot voor de grootste artiest van zijn generatie, waarvan geweten is dat hij leefde voor zijn muziek en zich nooit (!) aan drugs heeft overgegeven.


Dit artikel gaat niet - of toch niet alleen - over zijn muziek. Daarvoor is het oeuvre van Prince te omvangrijk en er zijn mensen genoeg die over zijn muziek veel zinniger dingen kunnen vertellen dan ik. In deze post wil ik vooral mijn eigen herinneringen de vrije loop laten. Prince heeft mijn leven meer beïnvloed dan mijn vrienden en familie kunnen inschatten, en dit is een kans om het eens met mijn eigen woorden te vertellen. Hier en daar zal ik wellicht nog zaken over het hoofd zien. Die vul ik later wel nog aan. De ambitie om van deze bijdrage meteen een definitief verhaal te maken, heb ik opgegeven. Dat kon niet anders, Prince heeft ondertussen de planeet aarde al twee maand verlaten, en ik wou niet langer wachten.


Ik herinner me het moment niet meer wanneer ik voor het eerst muziek van Prince hoorde, maar 1984 zal wellicht het jaar zijn waarop de vonk oversloeg. Ik was elf, ik had nog geen eigen platenspeler, maar ik was wel elke zaterdagmiddag druk bezig met een cassettedeck om tijdens de uitzending van de Radio 2 Top 30 de mooiste liedjes op te nemen. Daarbij mocht ik absoluut niet gestoord worden, want het was niet de bedoeling dat de stem van de presentator van dat moment mee op band stond. De goden van dat moment waren Madonna, toen nog onschuldig dansend in haar ondergoed, en Michael Jackson die nog zwart was, maar er was méér: mijn buurjongetje Pieter introduceerde me een andere artiest, die zich androgyn kleedde, expliciet over seks zong en net in Europa was doorgebroken met een album en een gelijknamige film: Purple Rain. Ik vond Prince fantastisch. En dat is altijd zo gebleven.


Die plaat - Purple Rain dus - ging ik eerst elk vrij moment bij Pieter beluisteren, maar toen onze wegen scheidden en ik naar de middelbare school verkaste was dat een van de eerste albums die ik voor mezelf kocht. Op muziekcassette weliswaar, de nieuwste technologie van dat moment. Paste ook meteen in mijn fonkelnieuwe walkman. Het was de tijd waarin MTV het Europees vasteland overspoelde, en videoclips aan belang wonnen. Prince maakte aan een razend tempo nieuwe platen: Around the world in a day, Under the cherry moon (Kiss, Girls &Boys - met de bijhorende “duivenchoreografie”!) en zijn eerste meesterwerk Sign ‘o’ the Times. Maar daarmee stopte het niet: Prince was in die dagen gewoonweg overal. Hij werkte o.a. mee aan We are the world (maar was te schuchter om in de bijhorende single te figureren), en hij schreef muziek voor Sheila E (The Glamorous Life), The Bangles (Manic Monday), Chaka Khan (I Feel for You) en vele vele anderen. Veel materiaal van die tijd belandde in een kluis bij hem thuis in Paisley Park, maar niettemin stonden in de tweede helft van de jaren tachtig de hitlijsten vol met Princemateriaal. Of zo herinner ik het mij toch. Je moest als fan ook alle singletjes kopen, want op elke B-kant stonden nummers die niet uit een langspeler kwamen, die uiteraard alleen de fans hadden en die daarom alleen al zoveel interessanter waren.


Maar voorlopig had ik daar dus geen centen voor. Ik was dus aangewezen op de bibliotheek van Roeselare, waar ik kennis kon maken met al het oudere werk van mijn idool (vijf albums ondertussen). Telkens hetzelfde ritueel: geduldig de vinylplaat boenen, en daarna alles opnemen op cassette. Mijn papa was zo lief geweest om een nieuwe naald op mijn - inmiddels eigen - platenspeler te monteren, zodat de opnamen perfect verliepen. Veel geld zal ik er niet mee hebben uitgespaard trouwens, want die cassettes versleten heel snel helaas, en de kwaliteit van de muziekcassettes van die tijd verbeterde elke maand ook, en dus moesten die platen regelmatig opnieuw worden opgenomen. Elke vakantiejob resulteerde in weer een nieuw cassettedeck of nieuwe aangekochte muziek, daar was ik heel consequent in. Zonder Prince zou ik nooit de muziekfanaat zijn geworden die ik nu nog altijd ben. En zou mijn schooltijd een stuk lastiger geweest zijn. Ik was niet bepaald de populairste, maar gelukkig had ik mijn muziek en mijn beste vriend die Prince ook wel kon appreciëren (Waarvoor dank, Bart).


Weet jij nog waar jij was op 31 december 1988? Ik weet het wel: ik logeerde namelijk bij mijn grootouders terwijl mijn ouders aan het feesten waren. En dat vond ik helemaal niet erg, want om middernacht zonden ze het (live?) Lovesexy concert uit vanuit Keulen, op de Duitse tv. En ik mocht opblijven terwijl mijn grootouders al in bed lagen.

Maar we hadden het over geld uitgeven. Ik herinner me een schoolreis naar Keulen. Ik moet zeventien geweest zijn, en terwijl mijn klasgenoten op de “vrije momenten” naar de rosse buurt trokken - om te kijken, pochten ze achteraf - trok ik naar Saturn, de grootste muziekwinkel van Keulen op dat moment, om er me de maxisingle van Sign ‘o’ the Times aan te schaffen. Prachtige hoes, met een androgyne figuur (Prince zelf?) en een magistrale B-kant: La, la, la, he he hee (“La, la, la, he, he, hee, I want U, U want me, oh, how sexy it will be, if we ever get 2gether in my tree”). Ik straalde op de lange busrit terug naar België.


Meer vakantiejobs, meer geld om uit te geven. Tegen de tijd dat ik student was had ik genoeg geld verzameld om al eens een zotte aankoop te kunnen doen. Samen met Bob Dylan is Prince de koploper van de bootlegs, een begrip dat ik tot dan niet kende. Wat ik wel wist was dat Prince na Sign ‘o’ the times een album had gemaakt dat hij uiteindelijk niet wou releasen (dat gebeurde pas halfweg de jaren 90) en dat ik dat album absoluut wou hebben: ik vond The Black Album - illegaal, uiteraard - uiteindelijk in redelijk goeie kwaliteit op een Prince-fanbeurs in Gent, samen met een ander album (Crucial) dat hij met Miles Davis had gemaakt - en waarvan de originele opnamen op het moment van het overlijden van Prince ook weer in zijn kluis zaten - en een live opname van de Nude tour, zijn eerste best-of tournee (in Hamburg).


In mijn studententijd ging de Prince-obsessie gewoon verder. En mijn liefde voor muziek tout court. Inmiddels was overigens het cd-tijdperk begonnen, wat ervoor zorgde dat ik sommige albums twee of zelfs drie keer in huis haalde: op elpee, op cassette en op cd. Kassa!
Vlaanderen liep in die jaren wat achter qua alternatieve radiozenders. Okee, Studio Brussel bestond al, maar was voor mij dan weer net niet breed geprogrammeerd genoeg. Ik luisterde liever naar het Nederlandse Radio 3 en daar zou ergens eind 1991, letterlijk bij de start van mijn studententijd, om 22u ‘s avonds, de nieuwe single van een nieuw album worden uitgezonden. Geen internetlekken, geen Youtube, je moest nog gewoon wachten.

Toen het uiteindelijk klokslag 22u gebeurde, zat ik met mijn cassetterecorder klaar en ik weet niet wat ik hoorde. Prince was al verschillende keren van stijl veranderd, maar dit was een totaal nieuwe sound en ik wist niet wat ik ervan moest denken. Het was zeker geen liefde op het eerste gehoor (WTF? Rap?!), maar gelukkig kon ik het meteen terugspoelen, opnieuw beluisteren, en nog eens, en nog eens. Tegen de tijd dat het bedtijd was, was ik overtuigd. En zo geschiedt wel vaker met goede muziek, heb ik achteraf geleerd. De single heette Get Off (B-kant: Horny Pony) en het album Diamonds and Pearls, een werkelijk subliem album.

Meteen een onderwerp om het met mijn nieuwe vriend Brecht over te hebben, die ik net had leren kennen dankzij zijn Prince-t-shirt op de kennismakingsdagen op de universiteit van Kortrijk. Hij studeerde Rechten, en drie weken later deed ik dat ook. Dat ik ondertussen al zo’n twintig jaar jurist ben, is dus voor een groot deel dankzij Prince. De vriendschap was er een die nog jaren is meegegaan. Ik heb zelfs de muziek op Brechts huwelijksfeest mogen draaien, inclusief enkele Prince-nummers.


Stilaan werd het tijd om mijn idool eens live aan het werk te zien en die kans deed zich voor toen mijn andere studievriend Didier naar Gent was verhuisd en Prince er passeerde, in Flanders Expo. Handig! De deal was dat Didier met mij mee zou komen, op voorwaarde dat ik met hem meeging naar The Cure. Alhoewel The Cure een verdienstelijk optreden weggaf, was ik toch vooral gefascineerd door het Prince-concert, dat spreekt vanzelf. Het was 4 september 1993 ondertussen, en Prince had enkele probleempjes met zijn platenlabel. Prince werd The Artist Formerly Known As Prince (TAFKAP), het bijhorend symbool Love Symbol Album  in gigantische proporties boven het podium - en in kleinere proporties rond mijn nek.

Het wordt vanaf dan voor de buitenwereld steeds moeilijker om Prince te volgen, en voor mezelf was dat eigenlijk niet anders. Mijn liefde voor muziek werd er niet minder om: ik heb na mijn studietijd 4 jaar in de muziekindustrie gewerkt. Ik heb ook de kans gehad om Prince nog een paar keer live te zien: tijdens de New Power Soul Tour in 1998 en de One Nite Alone tour in 2002 kreeg hij net als tijdens het concert in Gent het publiek uitzinnig met grotendeels onbekende songs en covers. Prince is een begenadigd schrijver, zanger en musicus tout court. Maar wat hem uniek maakte, waren toch zijn opzwepende concerten.

Tijdens de 20Ten Tour in 2010 gebeurde dan weer net het omgekeerde: op de dag van zijn optreden in Werchter bracht hij een cd uit (20Ten dus, overigens een puike cd), waarvan hij ‘s avonds geen noot speelde: het werd een greatest hits show met een Prince die duidelijk last had van heupproblemen. Ik was wat ontgoocheld: sinds hij rond de eeuwwisseling getuige van Jehova is geworden - naar verluidt na het persoonlijk drama rond de vroege dood van zijn enige zoon - waren de songteksten en de optredens een stuk braver geworden. Maar zelfs die tournee blijft voor mijn een dierbare herinnering, omdat mijn goede vriend Jan er mij (samen met anderen) vergezelde.

Toen Prince op 21 april dit jaar het leven liet, had ik net zijn laatste albums op mijn smartphone gezet en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik er - in tegenstelling tot de laatste van Bowie - nog steeds niet wild van ben. Maar die vergelijking is ook totaal onzinnig: de dood van Prince was ongepland en helaas, ook veel te vroeg. Veel te vroeg.

De laatste herinnering die ik dan ook heb aan Prince is die van de ochtend van 22 april 2016, de dag nadien, wanneer ze op Studio Brussel hommage brachten door ‘s morgens zijn songs te draaien, ook deze uitgevoerd door anderen. Ik zat op de trein op weg naar een opleiding, koptelefoon op het hoofd, en de tranen rolden over mijn wangen...

donderdag 21 april 2016

R.I.P. Prince (1958-2016)



woensdag 13 april 2016

Robert Lanza - primera vez en español

Este tarde he presentado - como mis otros compañeros de clase - a una persona que adoro. He elegido a Robert Lanza, un científico que fue tratado en el libro de Michio Kaku (véase más adelante). También es la primera vez que publico algo en mi blog en español. ¡Disfruta!

Hace dos meses, empecé a leer el libro “La Física del futuro: Cómo la ciencia determinará el destino de la humanidad y nuestra vida cotidiana en el siglo XXII” de Michio Kaku. En esto libro, Kaku habla de los próximos cien años de revolución científica. Es importante decir que no es un libro de ciencia ficción: el autor dice que el futuro ya se está inventando ahora, en los laboratorios de los mejores científicos de todo el mundo.

En el capítulo 3 del libro, que se titula «El futuro de la medicina», Michio Kaku presenta a un explorador que avanza por nuevos y estimulantes territorios. Su nombre es Robert Lanza, y lo he elegido para mi charla.


Robert Lanza nació en Boston, en los Estados Unidos, en 1956. Su padre fue adicto al juego, sus hermanas nunca se graduaron de la escuela secundaria, pero el pequeño Robert se escapó de la clase baja a través de la inteligencia y la imaginación. Un día, cuando tenía 13 años (en 1969!), decidió crear pollos negros, utilizando solamente pollos blancos, en su habitación. Sus padres estaban de acuerdo, sin entender qué se proponía realmente su hijo. Lanza fue a Harvard en busca de los consejos necesarios para poner en marcha su proyecto: cambiar el ADN de sus pollos.

Actualmente, Lanza es un científico muy importante en el campo de la tecnología celular avanzada. En 2003, Robert Lanza clonó un banteng, un buey en peligro de extinción, a partir de los esqueletos de uno que llevaba 25 años muerto. Lanza extrajo del esqueleto unas células que aún eran utilizables, y las procesó. Despuès, las células fertilizadas se implantaron en una vaca. Diez meses más tarde, le llegó la noticia de que su nueva creación acababa de nacer.

Lanza es el jefe científico en el instituto de Advanced Cell Technology en Massachusetts. Trabaja en medicina regenerativa, una disciplina que puede llegar a crear una tienda del cuerpo humano en la que podríamos encargar órganos nuevos, cultivados a partir de nuestras propias células, para sustituir órganos que están enfermos o usados. Lanza trabaja también en la clonación de células humanas embrionarias.

Una tienda del cuerpo humano


Primero, voy a explicar un poco la idea de una «tienda del cuerpo humano». Es posible generar órganos nuevos extrayendo células del cuerpo. Por ejemplo, una célula de una oreja para creer una nueva oreja. Estas células se inyectan en un molde de plástico con la forma del órgano en cuestión. El molde está hecho de ácido biodegradable. Las células se tratan con ciertos factores que estimulan el crecimiento. Finalmente, el molde se desintegra, dejando un órgano perfecto.




La clonación de células embrionarias

El paso siguiente es la utilización directa de células madre. Las células madres embrionarias están presentes en embriones. Estas células tienen la capacidad de convertirse en todo tipo de célula dentro del organismo. Robert Lanza formó parte del histórico equipo que creó por primera vez un embrión humano con el fin de generar células embrionarias. Las células madre embrionarias son objeto de controversia, porque tiene que sacrificar un embrión para poder extraer las células madres. Pero Lanza y sus colegas ya desarrolleron procedimientos para tomar células que ya se transformaron en un tipo determinado de células y luego volvieron a convertirlas en células madre embrionarias. Entonces, no será necesario utilizar embriones para creer todo tipo de célula en el futuro.


Foto: A la izquierda, visión con degeneración macular, a la derecha, visión normal

En 2015, Lanza publicó los resultados de los primeros ensayos clínicos que implican a dos mujeres que sufren de un deterio de visión asociado a la edad. Un oftalmólogo de UCLA inyectó cada mujer con 50.000 células de la retina derivadas de células madre. Fue un gran éxito: después de una única inyección una mujer ahora puede caminar al centro comercial sola, utilizar su ordenador, y servir una taza de café. La otra ve colores y puede leer cinco letras en la tabla de los ojos. Esta tecnología también podría abrir la puerta a otras aplicaciones en enfermedades incurables como el alzhéimer o la diabetes.

La vida eterna?


En un futuro próximo, la duración de la vida va a aumentar mucho, y será posible crear nuevos órganos cuando los antiguos se desgasten o enfermen, con la ingeniería de tejidos y las células madre. Podríamos morir finalmente por causas accidentales, pero viviríamos al menos diez veces más tiempo que ahora.

Resurrección de formas de vida extintas



Como se ha dicho anteriormente, Robert Lanza ha clonado un banteng, una especie en peligro de extinción. Pero: por que no crear un animal de especies ya extinguidas? En la película Parque Jurásico, unos científicos extraen ADN de los dinosaurios, lo insertan en huevos de reptiles y hacen que los dinosaurios vuelvan a la vida. Aunque nunca se ha encontrado ADN de dinosaurios que pueda ser utilizable. Pero una vez que el genoma del dinosaurio perdido puede ser recreado matemáticamente mediante un programa informático, y eso no sería ficción en el futuro, sería posible recrear realmente el ADN de este organismo, implantarlo en un óvulo e insertar este óvulo en huevos de reptiles. En este momento, Parque Jurásico puede convertirse en realidad.

Gracias por su atención.

dinsdag 5 april 2016

Physics of the Future: How Science Will Shape Human Destiny and Our Daily Lives by the Year 2100 - Michio Kaku (2011)



FR : "Une brève histoire du futur : Comment la science va changer le monde"
NL: "Reis naar de toekomst: het leven in het jaar 2100"

Imagine, if you can, the world in the year 2100. It should be an exciting place, with driverless cars, Internet glasses, universal translators, robot surgeons, the resurrection of extinct life forms, designer children, space tourism, a manned mission to Mars, ... none of which turn out to be as science-fictiony as they sound!

One particular kind of movies that I really enjoy is the kind portraying the not-so-distant future: movies like A.I., Minority Report, The Fifth Element, 28 Days Later, Total Recall … Which explains why this book drew my attention, I guess. Kaku looks into that nearby future and envisions what the world will look like, based on his interviews with over three hundred of the world’s top scientists who are already inventing the future in their labs. In this way, he follows in the footsteps of Leonardo da Vinci and Jules Verne. By the way, did you know Jules Verne wrote a stunning accurate book called "Paris in the Twentieth Century", that has only recently been discovered?

Michio Kaku is the rare individual who is both a top-flight scientist and a successful popularizer of science and technology. Kaku uses mythology and movie analogies (The Matrix, Star Trek, Terminator, Jurassic Park) to describe the impact of the revolutionary developments taking place in medicine, computers, artificial intelligence, nanotechnology, energy production, and astronautics. He writes about complex matters in an easy and accessible style: this book should appeal equally to fans of science fiction and popular science. It contains 8 chapters: Future of the Computer, Future of AI, Future of Medicine, Nanotechnology, Future of Energy, Future of Space Travel, Future of Wealth, Future of Humanity. Each chapter is sorted into three sections: Near future (2000-2030), Midcentury (2030-2070), and Far future (2070-2100).

In all likelihood, by 2100 we will control computers via tiny brain sensors and, like magicians, move objects around with the power of our minds. Artificial intelligence will be dispersed throughout the environment, and Internet-enabled contact lenses will allow us to access the world's information base or conjure up any image we desire in the blink of an eye. Meanwhile, cars will drive themselves using GPS, and if room-temperature superconductors are discovered, vehicles will effortlessly fly on a cushion of air, coasting on powerful magnetic fields and ushering in the age of magnetism.

In the area of medicine, the chapter that I most enjoyed, Kaku mixes the plausible and the ethically troublesome. These include almost fully computerized visits to physicians’ offices, medical treatments based on precise analysis of one’s genetic makeup, the ability to grow human organs, designer children, and … human cloning. Using molecular medicine, scientists will be able to grow almost every organ of the body and cure genetic diseases. Millions of tiny DNA sensors and nanoparticles patrolling our blood cells will silently scan our bodies for the first sign of illness, while rapid advances in genetic research will enable us to slow down or maybe even reverse the aging process, allowing human life spans to increase dramatically.

For the most part, Kaku is a technological optimist. But he also makes clear that he understands that technology can be used for dark as well as for good purposes. For example, he cites how the development of sonograms has led to dramatic increases in abortions, primarily of female fetuses, in certain developing countries. Some critics say that he would have done readers a service by discussing, for example, the potential implications of new health care technologies on health care costs, given that the life-extension technologies he discusses could radically extend the human life span. More of this would certainly have improved the book. But Physics of the Future is still a thrilling, wondrous ride through the next 100 years of breathtaking scientific revolution.

zondag 17 januari 2016

Onderworpen - Michel Houellebecq (2015)

ENG: “Submission”
FR: “Soumission”

Zowat een jaar geleden, op 7 januari 2015 vond de aanslag op Charlie Hebdo plaats. Het was eveneens de dag waarop de zesde roman van Michel Houellebecq verscheen, Frankrijks bekende schrijver-provocateur. Het boek, dat overigens werd besproken in het nummer van Charlie Hebdo dat die week in de rekken lag, werd meteen nogal gemakkelijk weggezet door critici als islamofoob. De auteur zette meteen na de aanslag de promotie van het boek stop, maar het boek had op dat moment al enorm veel media-aandacht gehad en werd een bestseller, niet alleen in Frankrijk maar in heel Europa.

Een jaar later heb ik de roman in twee dagen tijd verslonden, en wat blijkt? De politieke fabel was volgens de eerste reacties visionair, dystopisch, misogyn en controversieel. Maar 'Soumission' is niet het islamofobe haat en angst aanwakkerende pamflet waarvoor het bij de publicatie werd versleten. Als mensen er aanstoot aan nemen, is het denk ik toch vooral omdat ze het boek niet echt gelezen hebben. Het is al bij al een wat tamme roman, die zelfs vrij positief tegenover de islam staat.

De plot is min of meer bekend ondertussen: het verhaal speelt zich af in het Frankrijk van 2022. Om het Front National van een verkiezingsoverwinning af te houden steunen de linkse en rechtse partijen de populaire en charismatische Mohammed Ben Abbes. Op die manier krijgt Frankrijk een moslimpresident, ondanks dat nog altijd een grote meerderheid van de bevolking niet islamitisch is. De beschrijving van de manier waarop dat allemaal gebeurt, vergt eigenlijk niet veel fantasie van de auteur of de lezer, het wordt voorgesteld als de vrij aannemelijke, logische consequentie van een demografische evolutie enerzijds en aversie voor het Front National anderzijds. Wie durft nog - na de recente regionale verkiezingen - beweren dat die dynamiek, nl. om voor het even wie te stemmen zolang FN maar niet aan de macht komt, vandaag al niet speelt?

Als het boek controversieel is, heeft dat onder meer te maken met de vanzelfsprekendheid waarmee het verloop van de verkiezingen worden beschreven. Het politieke strategische spel zelf is overigens niet echt het hoofdthema van het boek, viel me op. Een terechte kritiek trouwens die ik op een Nederlandse website las, is dat nergens in het boek over politieke reacties elders in de Europese Unie of in de Verenigde Staten gesproken wordt. Wel een ongeloofwaardige steun in eerste instantie van Saoedi-Arabië voor het nieuwe Franse bewind, omdat de echte politieke realiteit ons vertelt dat de Saoedi’s niets te maken willen hebben met alles wat maar naar de Moslimbroederschap riekt. En dat is nu net de door Houellebecq gekozen naam van de partij van de Franse president. (Er zit trouwens wél een korte verwijzing naar gelijkaardige verkiezingen in België in het boek, waarvan ik het realiteitsgehalte overlaat aan de lezer).

Het verhaal draait eigenlijk vooral rond het hoofdpersonage, François, die in het boek een innerlijke evolutie doormaakt. Hij is scherp, intelligent en sociaal onhandig. Zijn beste jaren liggen achter hem, en die beste jaren waren ook al niet zo goed. Nu besteedt hij zijn tijd aan drank, magnetronmaaltijden en het bestuderen van de negentiende-eeuwse schrijver J.-K. Huysmans. En niet onbelangrijk: Huysmans bekeerde zich op het eind van zijn leven fanatiek tot het katholicisme. Houellebecq beschrijft dat bekeringsproces uitvoerig - voor mij de saaiste passages uit het boek, omdat Houellebecq nog maar eens met zijn literaire kennis pronkt - maar ze blijken relevant om de gedachtegang van de schrijver te kunnen volgen.

In 'Soumission' levert het uitgebluste Frankrijk met zijn gebrek aan burgerproject, zijn doorgedreven individualisme, zijn eenzaamheid en seksuele miserie zich willoos over aan de islam, zij het een gemodereerde versie. Dat brengt dynamiek én rust in de samenleving, zo profeteert Houellebecq - niet altijd met overtuigende argumenten, overigens. Vrouwen zouden terugkeren naar de haard, gestimuleerd door overheidssubsidies en geld uit petroleumstaten. Ze zouden zich decent en verhullend kleden. De werkloosheid zou zienderogen slinken. In voormalige no-go-areas keert in het boek de kalmte terug en verzwindt de criminaliteit. De universiteiten worden in spoedtempo geïslamiseerd. En het hoofdpersonage kiest – na enige geloofscrisissen en een pathetische rondgang langs het Frankrijk van Huysmans - eieren voor zijn geld. Hij bekeert zich tot de islam en kan blijven doceren.

Conclusie? Soumission, of Onderworpen in het Nederlands, is geen islamofobe roman, maar volgens mij ook niet bepaald een meesterwerk. Subversief? Dat zeker. Het boek bevat in elk geval genoeg stof om eens over na te denken.

maandag 11 januari 2016

R.I.P. David Bowie (1947-2016)

zondag 19 april 2015

The Life-Changing Magic of Tidying Up - Marie Kondo (2014)

FR: “La Magie du rangement. La vie commence après avoir fait du tri”
NL: “Opgeruimd! de manier om orde en rust in je leven aan te brengen”

Why do you want to keep these ugly pink and black plaid note cards?
Because I might use them.
Really?
No.

Why do you want to keep this change purse?
It was a gift and I like it.
Really?
No.

Why do you have this packet of reading materials from college?
Because someday I might want to brush up on the history of the Russian intelligentsia.
Really?
No.

Marie Kondo has written an international bestseller: "The Life-Changing Magic of Tidying Up: The Japanese Art of Decluttering and Organizing". And life-changing is not an understatement. By the time you’ll have finished this book, your apartment will look organized, clutter-free and more importantly, you’ll be surrounded by only those things that sparkle joy. Which will ultimately make you a happier person.

Yes people, after being away from my blog for a while, I’m back, thanks to Marie Kondo. This Japanese “tidying guru” developed a method for cleaning and reorganizing your home that might be crazy and might be brilliant, but works either way. In any case, I found it to be important enough to share my findings with you through this blog.

Kondo’s philosophy is that you should only own things that you love, that everything else is just wasting both physical and emotional space. Although some of her advice can be eyebrow-raising, I decided to commit, following her advice to the letter two weekends ago.

She advises you start with your clothes. Kondo has you take every piece of clothing you own out of your closet and dresser and pile them on your bed. Then you pick up each item one by one and gauge your emotional reaction to it. Only items that “spark joy” in your heart when you’re holding them in your hands get to stay. As a result, now I have a closet that basically smacks me in the face with joy every morning.

Once you’ve done your clothes, you go through the rest of your possessions by category (not by space!) — books, then papers, toiletries, electronics, household goods, photos, and your kitchen. The joy meter becomes less relevant to some of these but the guiding principle remains the same. You consider everything you own item by item, and decide whether or not you have a compelling reason to keep it.

What I found truly interesting about this book is that she deals with all the pitfalls one can have when starting to discard stuff: books — “‘sometime’ means ‘never;’” papers — “discard everything;” gifts — “the person who gave it to you doesn’t want you to use it out of a sense of obligation, or to put it away without using it.” And so on.
Kondo says that we keep things for one of three reasons: their functional, informational, or emotional value – she deals with mementos in a different chapter (!). Most of the time we’re lying to ourselves about the value of things: any time I was hesitating over whether to keep something, I would ask myself which of those values I perceived in it, and then call my own bluff.

As she explains, she’s been passionate about tidying since she was a child, staying in at recess to tidy the classroom instead of playing with other kids, reading lifestyle magazines, and getting in trouble for reorganizing her family’s closets. This lifelong, single-minded devotion to tidying has made her advice the best around, but also might have loosened her relationship to normalcy. I don’t follow her advice to kneel down and thank my apartment for keeping my possessions safe when I get home in the evening, for example, but I’m really glad I got rid of all the books and documents that I have been keeping for all this time.

Her book is not meant to tell you what you should keep or throw away but to be “a guide to acquiring the right mind-set for creating order.” It truly changes the way you look at your belongings, and I can only confirm that although you are throwing away things that you didn’t even know you had, you end up not only emptying your apartment, but also your head, leaving place for new experiences, without the past holding you back.

Kondo says that now that I’ve put my house in order I’ll probably find love and my dream job and lose 10 pounds, but while I’m waiting for that to happen my apartment looks great. This book will change your life.

zondag 17 augustus 2014

Gratis expo Museum of Broken Relationships @ Parlamentarium, Brussel

In het Parlementarium, het bezoekerscentrum van het Europees Parlement in Brussel, loopt momenteel en nog tot halfweg oktober een kleine maar niet te missen tentoonstelling: ‘Museum of Broken Relationships’, één van de meest gepassioneerde tentoonstellingen binnen en buiten Europa.

De tentoonstelling werd op poten gezet door twee (ex-)geliefdes uit Kroatië die zich kunstzinnig lieten inspireren door hun stukgelopen relatie in 2006. Zij wisten na hun scheiding tien jaar geleden niet meteen wat te doen met een aantal spullen die hun relatie hadden getekend, en nu overbleven als symbool van de verloren liefde. Onder het motto ‘de liefde kan mooi zijn, maar een liefdesbreuk ook’, besloten ze om de voorwerpen tentoon te stellen, en het publiek uit te nodigen om hetzelfde te doen en die ‘collectie’ aan te vullen. Zo doet het Museum of Broken Relationships doet net het tegenovergestelde als wat je zag in Eternal sunshine of the spotless mind, de met een Oscar bekroonde romantische sciencefictionfilm van Michel Gondry uit 2004: het wil liefdesverdriet bewaren.


Het museum in Zagreb werd snel enorm populair en werd in 2011 uitgeroepen tot het meest innovatieve museum van Europa, waarna het plan werd opgevat om ook een reizende tentoonstelling te maken van het project. De reizende verzameling van symbolische voorwerpen van een gefaalde relatie is ondertussen uitgegroeid tot een internationale sensatie die met enthousiasme is ontvangen in o.a. Parijs, Londen, Singapore en Mexico-stad. Elke verzameling weerspiegelt een breed spectrum aan sociale, culture, politieke en geschiedkundige realiteiten van de plaatsen waar de objecten verzameld zijn en illustreert het op deze wijze een nationale vorm van hartzeer door middel van het bevolkingsperspectief. Er kwamen intussen 28 steden aan de beurt, verspreid over de hele wereld, waarbij telkens een oproep wordt gelanceerd aan gebroken harten om de collectie aan te vullen. Ook in Brussel - waar de gratis tentoonstelling nog tot medio oktober loopt - zijn dus persoonlijke voorwerpen van onze landgenoten te zien.

In het Parlamentarium worden in totaal negentig voorwerpen tentoongesteld, waarvan er 43 speciaal voor deze tentoonstelling werden verzameld in België. We zien veel hartjes en knuffelberen, zoals verwacht, en voorwerpen die je aan muziek linkt: een doos vol cassettes, een gebroken plaat van Donovan.

Bij trouwjurken en liefdesbrieven is de link snel gelegd, maar er zijn ook voorwerpen bij waarvan het niet meteen duidelijk is wat die voor een relatie hebben betekend. Dan speelt ook het verhaal van de schenker, weergegeven in een briefje bij het voorwerp, een rol. Niet iedereen in het Museum of Broken Relationships treurt om een liefdesrelatie. Een Ier toont een huiskapelletje, symbool van het christelijke geloof waarmee hij na vijftien jaar brak. Een Spanjaard treurt dan weer om de groep vrienden waarmee hij brak. Ze bleken achter zijn rug op de loterij te hebben gespeeld. Zij wonnen het grote lot, hij moet verder met een waardeloos loterijbiljet dat herinnert aan het verraad.

Maar er mag ook gelachen worden. Een milde schenkster uit Turkije gaf het anti-snurkmiddel van haar ex weg. Er is ook een grijze vrouwenslip met in het rood 'Bart' op geborduurd, en een grote zwarte dildo, symbool voor een relatie die fout liep 'omdat het seksueel niet klikte'.

Tranen kreeg ik in de ogen bij het zien van deze poppen uit Cantabria. Er stond bij: “These puppets were handmade by my ex-girlfriend, who gave them to me for my birthday. They represent the two of us. I have colored pencils on my shirt and a cd attached to my trousers because I am an art director and musician. She has a sewing machine on her clothes because she is a tailor. Just like us, they too have a star tattooed on the arm. The gift also included two tickets for a concert of Block Party which we never attended."

Niet te missen!

Voor meer info, klik hier

donderdag 3 juli 2014

Conchita Wurst: over genderdiversiteit en transgenderidentiteit

Conchita Wurst is een fenomeen. Voor wie het moest ontgaan zijn: het Eurovisiesongfestival werd in mei dit jaar gewonnen door een “vrouw met een baard”. Ik vond het een sterk nummer met een hoog James Bond gehalte, een sterke performance, kristalhelder gezongen ook, maar het valt niet uit te sluiten dat ook andere factoren gespeeld hebben.

Naast de jaarlijks terugkerende clichés over wat voor circus het songfestival is geworden, en hoe weinig het nog met muziek van doen heeft, deed er zich dit keer nog iets anders voor. Met verbazing stelde ik immers vast dat ook binnen mijn familie en vriendenkring er veel verwarring was over waar we nu weer mee te maken hadden. Was het een man, een vrouw, een grap, een flauwe provocatie en/of een politiek statement? Conchita is inderdaad geen typisch rolmodel voor de holebigemeenschap, en ook mijn holebivrienden konden Conchita niet plaatsen: ik hoorde termen als drag queen, travestiet, en nog veel meer, al dan niet begeleid met gegniffel. Net nu we min of meer gewend zijn aan de transseksueel, blijkt het allemaal nog ingewikkelder te kunnen. Ook voor mij, ook voor homo's, blijkbaar.

Dana International, dat was een vrouw, want zij was geopereerd. Conchita dat is een man, want hij onderging geen geslachtsoperatie. En omdat hij een vrouw uitbeeldt, is het een travestiet. Toch?

Conchita is niet in één hokje te plaatsen, en dat is precies wat de bedoeling was. Conchita maakt duidelijk dat er veel meer is dan alleen man en vrouw, en zet zo de deur open naar een debat over genderdiversiteit en transgenderidentiteit. De gemiddelde hetero, homo, lesbo of transseksueel zal aan zijn/haar verschijning misschien geen voorbeeld nemen, er zelfs zich niet in herkennen. En dat hoeft ook niet. Maar als we nu eens met zijn allen zouden erkennen dat er zoveel meer mogelijke genderidentiteiten en expressievormen zijn dan enkel man of vrouw? Sommigen begeven zich in een zone tussen vrouw en man in. Ze combineren mannelijke en vrouwelijke kenmerken, zien zich als man én vrouw of net als geen van beide en wensen zich doorgaans niet te laten begrenzen door binaire verwachtingen.
De meesten onder ons hebben er doorgaans geen last van, maar in onze cultuur wekt sekse nogal wat verwachtingen. Als je als meisje geboren wordt, wordt verwacht dat je je ook zo zult voelen, dat je je kleren, gedrag, je houding, zelfs je taal daaraan zult aanpassen, en dat je een jongen als partner zult kiezen. Zelfs mensen die we niet kennen, delen we bliksemsnel in bij ‘vrouw’ of ‘man’, terwijl we hun verschijning, gedrag en gevoelens gaan voorspellen of beoordelen op basis van waar we ze indelen. Maar ben ik minder man omdat ik op mannen val? Of omdat ik een rok draag? Natuurlijk niet, en daarom vond ik het zo jammer om het fenomeen Conchita gereduceerd te zien tot een “vrouw met een baard”-stunt, ook op het VRT nieuws trouwens. Dus: is het een vrouw met een baard? Is het een man in een jurk? Vragen die kunnen beantwoord worden met een andere vraag: is het belangrijk? En vandaar dus dit stukje.

Tot slot: in Brussel bestaat er al sinds 2001 een vereniging die Genres d’à Côté heet, zichzelf “queer” noemt en die de genderdiversiteit en transgenderproblematiek die ik hierboven beschreven heb al jaren onder de aandacht brengt, onder meer met een jaarlijks filmfestival Pink Screens en maandelijkse cineclubs. Kom zeker eens langs. Voor wie liever eerst wat leest bracht het Vlaams Ministerie van Gelijke kansen in december 2013 een infobrochure uit over de thematiek: hiervoor klikt u hier.

zondag 15 juni 2014

De joodse messias - Arnon Grunberg (2004)

ENG: “The Jewish Messiah”
FR: “Le Messie juif”
In het NL ook verkrijgbaar onder de titel “De Grote Jiddische Roman”, als deel 13 in de Jiddische Bibliotheek (!)


Is Arnon (Yasha Yves) Grunberg de Nederlandse Herman Brusselmans of is het juist omgekeerd? Van grote liefde tussen beide heren is er in elk geval geen sprake, en het zit er ook niet meteen aan te komen. Brusselmans zei ooit: “"Arnon Grunberg is gewoon een ontzettende eikel. Een gefrustreerd, klein, joods, ros mannetje dat wel talent heeft om te schrijven, maar dat op handen wil worden gedragen door professoren.” Misschien dat dat zelfs niet zo helemaal naast de waarheid, maar Vlaamse lezers weten ondertussen Brusselmans' uitspraken wel te relativeren. Brusselmans, you love him or you hate him, maar onmiskenbaar heeft hij net als Grunberg het talent om met schelmenromans steeds weer te balanceren tussen pure, echte emotie, en bruut en zinloos geweld. Waarbij humor en slapstick essentiële onderdelen zijn en de personages elk apart perfect volgens hun eigen logica handelen, zonder zich druk te maken over wat maatschappelijk aanvaardbaar is. Steeds opnieuw wordt je als lezer bij de neus genomen, want de personages hebben gedachten die je ook wel eens overvallen, alleen ontspoort hun logica in elk geval vaker dan de mijne. Wat ik bedoel: Grunberg bespeelt de media, hij beroert, hij choqueert. En hij doet dat meesterlijk.

In dit boek, het tweede dat ik aanvatte na het fantastische Tirza (voor de bespreking, zie elders op deze blog), komt alweer geen enkel normaal mens voor - niets is wat het lijkt, om het met hedendaags filosoof Siegfried Bracke te zeggen. De roman is een draaimolen van beledigingen, misbruik en mishandeling. En het is zonder onderscheid beledigend voor iedereen: joden, moslims, christenen en in het algemeen voor mensen met goede bedoelingen, maar in het bijzonder richting het joodse volk natuurlijk.

Een paar zinnen over de plot: Xavier Radek is een geassimileerde niet-joodse jongeman met een missie: hij wil meer weten over het lijden van de joden. Hij besluit daarom 'de vijanden van het geluk' te gaan troosten. Hoewel zijn ouders Xavier's gedrag afdoen als puberale en hormonale stoornissen, raakt hij bevriend met Awromele, zoon van een rabbijn, die hem adviseert Jiddische lessen te nemen en zich te laten besnijden. En wat daarna gebeurt, leest u zelf maar.

Het levensverhaal van de kleinzoon van een SS'er die zich opwerpt als de trooster der joden, zal wat wenkbrauwen doen fronsen. Vanaf de eerste zin, waarin zijn grootvader wordt aangeduid als `niet zo'n slampamper van een opa die achter zijn schrijftafel bleef zitten [...] nee, een gentleman die het handwerk van de dood verstond', vanaf die eerste lange zin lijkt Grunberg geheel `vrij van alle verantwoordelijkheden te exploderen.' En waarom niet? `De oorlog was ver weg, die oorlog in ieder geval, andere oorlogen ook, en tegen de tijd dat [Xavier] zich voor de vijanden van het geluk begon te interesseren, hadden deskundigen vastgesteld dat de Tweede Wereldoorlog nu eens en voor altijd een afgesloten hoofdstuk was.'

En dus kan de hoofdpersoon in alle onschuld tegen een rabbijn zeggen: `De joden hebben ook Lebensraum nodig.' Hij kan mopperen over het feit dat zijn joodse vrienden beantwoorden aan alle clichés die over hen de ronde doen (`Zoals sommige vrouwen vragen om verkrachting, zo vragen sommige joden kennelijk om een pogrom'). Zijn antisemitische moeder kan beweren dat `de Israeliet van nature een fascist' is, en dat jodenhaat de enige liefde is die de naam verdient. Zijn orthodox-joodse geliefde kan Mein Kampf omschrijven als een fascinerend boek (`Het heeft vaart, er zit humor in en volgens mij heeft de schrijver een verhaal te vertellen'). Voeg daarbij dat Adolf Hitler in De joodse messias consequent wordt aangeduid als Je-weet-wel-wie, alsof hij de boze tovenaar is uit de Harry Potter-boeken, en dat het voorlaatste hoofdstuk is getooid met de titel `Het ten onrechte verwaarloosde gedachtegoed van Streicher en Himmler', en het zal duidelijk zijn dat Grunberg in zijn nieuwe roman de provocatie zoekt.

Grunberg is - dat had u vast al wel begrepen - natuurlijk zélf jood, en juist omwille daarvan kan hij zich veel permitteren. Ik weet in elk geval wel waarom ik na Tirza en dit boek voorgoed aan Grunberg verkocht ben: het boek leest als een trein, het heeft diepgang, en het behandelt de thematiek Holocaust-Israël/Jodendom-Palestina met humor, maar ook met diepgang. Het is een geestige roman die aanzet tot nadenken. En in dat laatste opzicht moet Herman Brusselmans het uiteindelijk toch afleggen tegen Grunberg - zijn personages staan toch net iets verder af van de "normale" wereld. Gelukkig is literatuur geen competitie. Misschien dat ik binnenkort eens een boek van Brusselmans bespreek.

Afsluitend toch een klein minpuntje: het laatste stuk - dat zich afspeelt in het beloofde land - en de over-the-top ontknoping is wellicht essentieel om het boek te doen kloppen vanuit het perspectief van de auteur, maar ik vind het persoonlijk minder geslaagd dan wat vooraf ging. Maar laat u zich daardoor vooral niet tegenhouden.

http://www.arnongrunberg.com/