woensdag 29 mei 2019

La historia del hotel Amigo en Bruselas

A partir de Carlos V Bruselas formará parte del Imperio español durante dos siglos (Siglo XVI hasta Siglo XVIII).

Cárcel

El "Amigo" fue una prisión municipal desde 1522 hasta justo antes de la Exposición Universal de 1958. El nombre "amigo" tiene una curiosa procedencia:

Hay por lo menos dos explicaciones:

- “Amigo” es una traducción incorrecta de la palabra en neerlandés medieval "Vrunte", que significa "terreno cercado para animales" y que por extrapolación servía también para denominar a las cárceles. Los soldados españoles que ocuparon Bruselas, confundieron "Vrunte" con "vriend" (que quiere decir "amigo"). Es importante decir que los nombres flamencos de las calles son más antiguos que los nombres en francés que datan de la época de Napoleón y la introducción del concepto de funcionarios públicos y planos urbanos.
- Los prisioneros llamaban "amigo" a los carceleros y soldados españoles para ver si así obtenían sus favores.

Durante la Inquisición española (de 1478):

1523: Hendrik Voes y Jan van Essen fueron los primeros mártires protestantes: fueron encarcelado por Carlos V y después atados a una estaca en el Grote Markt y quemados vivos.
1568: los Condes de Egmont y Hoorn fueron encarcelados por causa de lesa majestad y conspiración y después decapitados en el Grote Markt por el Gran Duque de Alba.

Más tarde, El Amigo se dedicó sobre todo a ofensas menores, personas borrachas y delitos sexuales. Dos ejemplos famosos:

- Jerome Duquesnoy El Viejo fue el escultor de la versión más reciente (y inspirado por Cupido) del Manneken Pis de Bruselas (1619). Su hijo, Jerome Duquesnoy El Joven, habría estado encarcelado aquí también. En 1654, el fue perseguido por sodomía debido al abuso sexual de dos niños de 8 y 11 años de edad. Durante los dos primeros interrogatorios negó todo, pero mientras era torturado - aún era la époqua de la Inquisición - confirmó la versión de los chicos. El 28 de septiembre de 1654, el artista fue condenado a muerte por estrangulación atado a una estaca, y después quemado el mismo día. Los niños fueron obligados a exiliarse.
- Paul Verlaine, quien disparó dos veces con un arma a su amante Arthur Rimbaud el 10 de julio de 1873 (a causa de la angustia y demasiada absenta). Rimbaud tenía sólo una pequeña herida en el brazo, pero no fue el incidente del tiroteo sino la relación homosexual prohibida con Rimbaud lo que determinó el castigo. Después de El Amigo Verlaine fue encarcelado en la prisión de Petits Carmes, y después en la prisión de Mons hasta 1875 (una sentencia de 2 años).

Hotel

El Amigo ha sido utilizado como un hotel desde 1957. Fue transformado para acomodar a familias reales, celebridades y personalidades durante la Exposición Universal de 1958. Y más recientemente, el artista Prince se convirtió en un cliente habitual. Es un hotel de 5 estrellas.
Hoy el vestíbulo está pavimentado con piedras del siglo VII. Originalmente eran piedras de las calles circundantes, que fueron cuidadosamente conservadas durante la renovación del Hotel.

maandag 15 april 2019

Serotonine - Michel Houellebecq (2019)

Aan al wie op zoek is naar een negatieve recensie over de nieuwste Houellebecq: welkom! Want een kleine zoektocht op internet leerde me dat die moeilijk te vinden zijn. Aan al wie een korte inhoud wil van waar het boek over gaat, gelieve elders te zoeken want ik had zelden de indruk dat de auteur zelf wist waar hij naartoe wou met dit boek. Niet dat ik per definitie iets tegen de auteur heb, want ik vond the premisse van zijn vorige boek “Soumission” (met fictieve moslimpresident) interessant en ik raad het iedereen nog steeds aan te (her)lezen, ondanks de hetze die errond is ontstaan.

Maar dit nieuwe boek is behoorlijk slordig geschreven en soms ronduit saai, met verwijzingen naar auteurs die vooral moeten dienen om aan te tonen wat een intellectueel Houellebecq wel is, en beschrijvingen van steden en dorpjes die vooral dienen om pagina’s te vullen. Een bijzonder zwartgallige opsomming van details over een leven dat volstrekt oninteressant is. Onze eigen Herman Brusselmans doet dat ook en veel beter: hij heeft er geen literaire verwijzingen voor nodig én er valt tenminste nog iets te (glim)lachen, af en toe. Provocatie is bij beiden een stijlfiguur geworden doorheen de jaren, maar van Brusselmans weet je ten minste dat het allemaal maar om te lachen is.

Ik heb dit boek gelezen om drie redenen: ik hoopte na Soumission opnieuw op een geslaagd en maatschappelijk interessant boek (nee dus!), de Fransen drukken zich (alweer) alleen maar in superlatieven uit over hem, als was hij Victor Hugo zelf (nee dus!), en uiteraard zat hij weer uitgebreid in de pers. Dat laatste is zelfs niet eens zijn verdienste, want daar heeft hij zijn PR-mensen voor. Kortom, qua publiciteit is de missie meer dan geslaagd.

Zelf heb ik na het lezen toch twee kanttekeningen te maken voor mijn lezers: dat hij Niort « une des villes les plus laides qu’il m’ait été donné de voir » noemt, heeft op internet de nodige buzz veroorzaakt, maar het is welgeteld één zin in het hele boek, een boek dat al vol staat van negativiteit - dat hij Niort ook beschimpt, is slechts een detail dat de media heeft opgepikt. Twee: dat hij zogezegd de gele hesjes heeft voorspeld, moet ook met een grove korrel zout worden genomen. Houellebecq schreef naar het schijnt zijn zevende roman op het Franse platteland en dompelt zijn lezers onder in het rurale Frankijk waar landbouwers haast de wanhoop nabij zijn. en dat leidt onder meer – we zitten dan al op het einde van het boek - tot een snelwegblokkade, iets wat Franse landbouwers - nog voor de gele hesjes - al jaren eerder deden.
Hier is het wat gewelddadiger, maar of dat nu typisch is voor de gele hesjes? Het kan ook puur toeval zijn. Of gewoon betekenen dat Houellebecq zijn boek op een drafje heeft afgewerkt, toen de gele hesjes wél al actualiteit waren. Ik gok alvast op een combinatie van beide.

Zelf spreekt hij trouwens niet van een politieke, maar van een liefdesroman. Serotonine wordt ook wel het gelukshormoon genoemd. In het boek wordt het hormoon versterkt door een antidepressivum dat het hoofdpersonage, een ingenieur van eind de veertig, dagelijks inneemt. Dit ten koste van zijn libido. Bestond er maar een pil die me de tijd teruggaf die ik aan dit boek heb gespendeerd! Wie het boek toch wil lezen: ik heb hem op ebay geflikkerd. Voor een startprijs van 5 euro is het boek van jou!

zondag 17 juni 2018

De ontredderde republiek: zoektocht naar de ziel van Frankrijk - Mia Doornaert (2017)

'Iedereen heeft twee vaderlanden, het zijne en Frankrijk', placht men te zeggen. En nog steeds is Frankrijk een trekpleister voor ontelbare bezoekers en voor expats die er van hun pensioen komen genieten. Merkwaardig genoeg zijn de Fransen zelf ten prooi aan een gevoel van tristesse, ondanks de vele troeven van hun land.

Mia Doornaert, voormalig De Standaard-journaliste en columniste, zoekt naar een verklaring, naar de ziel van Frankrijk. “Wat mij boeit is hoe Frankrijk zo collectief neerslachtig is kunnen worden,” zegt ze, “Ook al is dat natuurlijk te begrijpen. Net zoals Groot-Brittannië heeft Frankrijk er moeite mee niet langer een wereldmacht te zijn”.

Ooit was het nochtans anders. Frankrijk kan bogen op een 1000 jaar oude geschiedenis van triomf en verheerlijking. Eind 18e eeuw maakte de Revolutie van Frankrijk het land van de universele waarden en de filosofen. Het Frans was de taal van de vorstenhoven en de intellectuelen. Begin twintigste eeuw was de Eiffeltoren het hoogste gebouw ter wereld en kwamen bezoekers van alle continenten naar de grote Parijse tentoonstellingen kijken. Maar toen kwam de Tweede Wereldoorlog en werd Frankrijk op drie weken tijd onder de voet gelopen. Daarna ging ook het koloniale imperium teloor en bleek de Europese Unie niet de grote Franse invloedssfeer te zullen worden die De Gaulle voor ogen had gehad.

Mia Doornaert peilt naar de diepere oorzaken van de malaise in een land met een zo glorieus verleden en een nog steeds benijdenswaardig heden. Ze houdt van Frankrijk, ze heeft er gewoond en gewerkt. Haar meeslepende verhaal - van de monarchie tot de revolutie, van Charles de Gaulle tot François Hollande, van de Belle Epoque tot het einde van de exception française - doorweeft ze met eigen ervaringen en ontmoetingen.

Het boek is een duizendjarige geschiedenisles langsheen koningshuizen, revoluties en de republieken. Ik ben vaak gefrustreerd door geschiedenisboeken, omdat ze teveel voorkennis vereisen en ik vaak na enkele pagina’s de draad alweer kwijt ben. Mia Doornaert slaagt erin om me bij de les te houden en me te boeien. Scherpe analyses, en een pak anekdotes die – ondanks het tv-imago van mevrouw Doornaert – nooit drammerig of belerend zijn. Hoogtens kun je opperen dat de auteur het allemaal met een rechts-conservatieve bril bekijkt en voelbaar onder de indruk is van charmes van heerschappen die mij stoïcijns laten.
Meermaals bedacht ik dat het spijtig is dat dit boek niet vertaald is in het Frans – al heeft de auteur heel veel research gedaan in de Franse historische literatuur, getuige de vele citaten en verwijzingen - "Comprendre le malheur français" van François Azouvi en Marcel Gauchet, onder meer. Sommige critici merken, niet geheel onterecht, op dat de vertelling naar het einde toe wel wat verzandt. Zeker voor de Vijfde Republiek vanaf De Gaulle, wordt het boek een flashoverzicht van politieke biografieën met, naarmate de tijd vordert, steeds meer oog voor smeuïge details – de onechtelijke dochter van Mitterrand, het echtpaar Sarkozy-Bruni, de stoethaspelige wijze waarop Hollande zijn maîtresse inruilt voor een nieuwe: zijn ze noodzakelijk om de ziel van Frankrijk te vatten? De vraag stellen is ze beantwoorden.

N.B. De versie die ik las werd afgesloten net vóór de Franse verkiezingen, waarbij Fillon nog steeds op de sympathie van de auteur kon rekenen – ze schatte zijn kansen hoog in, het is anders uitgedraaid . Dat stoort op zich niet, want één van de redenen waarom Macron uiteindelijk president is geworden, is om de Franse glorie te herstellen binnen Frankrijk, maar ook binnen Europa en de wereld. Ik hoop van harte dat hij daarin slaagt!

dinsdag 28 november 2017

Pink Screens 2017 (& Bruce LaBruce)

Algunos de vosotros lo sabeís ya, este noviembre he trabajado para ¡Pink Screens!, el festival anual de cine con una programación queer. Allí fuí traductor de los programmas y subtitulé algunas películas. Fue necesario que estuviera allí durante la proyección para proyectar los subtítulos en la pantalla.

¡Pink Screens! no es un festival de cine gay, pero tiene una misión: promover una idea diversificada y no binaria sobre la sexualidad y el género para promover el perfil de cine queer: en otras palabras, las películas en las que todos los personajes no corresponden a las normas heterosexuales ¡Pink Screens! es un festival de militantes, lo que significa que la gente puede ver películas que tratan temas que muchas personas piensan que son inadecuados o que no se pueden mostrar. La orientación sexual no es lo único que define las normas sociales. La norma podría ser un homosexual blanco, misógino. El festival trata sobre el mundo fuera de esta norma. Hay películas belgas, películas europeas, de Latinoamérica y de España, las personas que seleccionaron las películas han viajado alrededor del mundo para realizar una programación diversa, haciendo de este festival un festival conocido y respetado en todo el mundo o por lo menos en Europa.


Pink Screens Film Festival 2017 Trailer from Pink Screens on Vimeo.

Uno de nuestros directores cinematográficos preferidos es Bruce LaBruce. Tiene 53 anos y vive in Toronto. Bruce LaBruce empezó su carrera en 1987 como uno de los más controvertidos e influyentes miembros de un movimiento disidente en la pornografía gay que se proclama como "queercore" u "homocore". Artista, escritor y actor LaBruce es más conocido por ser un director cuyos films desafían el modo en el que la cultura queer es representada y celebrada. En sus películas LaBruce mezcla las técnicas del cine independiente con la pornografía gay. Según sus declaraciones, con sus películas intenta rechazar el machismo presente en la pornografía corriente. En ella aparecen a menudo skin-heads, punkis, y escenas sadomasoquistas. Su obra es considerado como pornografia punk. La gente dice de que se trata de un mero provocador, pero quiero hacer una introducción breve a su carrera cinematografía. He seleccionado 4 títulos indispensables para poder hacerse una idea de cuál es la verdadera misión de LaBruce en el panorama del cine indie actual.




Por ejemplo en The Raspberry Reich: la película satiriza la propaganda política contando cómo un grupo de terroristas (en la línea del Ejército Rojo Alemán) están dispuestos a llevar a cabo la revolución gay. Sexo real se mezcla con imágenes del Che Guevara y la estética del Berlín más underground. Entre las escenas pornográficas cargadas de humor negro, Bruce LaBruce mezcla irónicos eslóganes de ideales con respecto a la libertad sexual.



Yo, he descubierto a Bruce LaBruce en 1999, antes de que existiera Pink screens, con una proyección de Skin Flick/Skin Gang: Un joven skin-head conoce a una pandilla de skins homosexuales que se reúne para hablar de sus ideales xenófobos y ultraderechistas y de paso montar orgías gais. Los skins le invitan a robar un apartamento. Todo se complica cuando encuentran a un joven negro en su interior.




'Otto; or, Up with Dead People' es la primera película que ví durante el festival Pink Screens. Es uno de los títulos de culto de Bruce La Bruce en el que un joven zombie neogótico, el que le da título a la película, camina sin rumbo por la vida hasta que descubre el anuncio de que se buscan actores para una película de zombies. 'Otto, or Up With Dead People', es una película de zombis que combina la comedia romántica, el porno, la política, el terror y la animación.



En 2013 Bruce La Bruce presentó en persona durante nuestro festival, Gerontophilia, uno de sus títulos más celebrados y que mejor acogida tuvo a nivel internacional, escapándose del circuito underground, contando una tierna historia de amor entre un joven y un hombre de edad avanzada. Aunque el joven tiene novia de su misma edad, 18 años, se pregunta a menudo si la fijación que tiene es antinatural y enfermiza, e incluso se cuestiona su propia sexualidad. Gracias a su madre, consigue un trabajo de verano en un asilo y allí conoce a un anciano por el siente un apego emocional especial. 'Gerontophilia' es la película más accesible del controvertido Bruce LaBruce. Es una verdadera pena que la película no se estrenara en las salas de cine normales.


zondag 26 juni 2016

Mijn leven met Prince - een afscheid

Dit stukje was een van de lastigste - in elk geval het meest persoonlijke - die ik hier heb mogen neerpennen. Toen ik bedacht wat de dood van Prince bij mij teweeg bracht, wou ik er meteen iets over schrijven, maar toen de herinneringen maar bleven komen, kwam het besef dat het een pak tijd zou vergen om dat alles ook mooi en respectvol te doen.


Ik heb in mijn leven vele liefdes gekend - passionele liefdes zelfs - maar slechts één idool. En dat idool is nu dood. Domweg gestorven in de lift van zijn appartement, alleen. Van een overdosis medicijnen, zo blijkt bovendien. Wat een triest lot voor de grootste artiest van zijn generatie, waarvan geweten is dat hij leefde voor zijn muziek en zich nooit (!) aan drugs heeft overgegeven.


Dit artikel gaat niet - of toch niet alleen - over zijn muziek. Daarvoor is het oeuvre van Prince te omvangrijk en er zijn mensen genoeg die over zijn muziek veel zinniger dingen kunnen vertellen dan ik. In deze post wil ik vooral mijn eigen herinneringen de vrije loop laten. Prince heeft mijn leven meer beïnvloed dan mijn vrienden en familie kunnen inschatten, en dit is een kans om het eens met mijn eigen woorden te vertellen. Hier en daar zal ik wellicht nog zaken over het hoofd zien. Die vul ik later wel nog aan. De ambitie om van deze bijdrage meteen een definitief verhaal te maken, heb ik opgegeven. Dat kon niet anders, Prince heeft ondertussen de planeet aarde al twee maand verlaten, en ik wou niet langer wachten.


Ik herinner me het moment niet meer wanneer ik voor het eerst muziek van Prince hoorde, maar 1984 zal wellicht het jaar zijn waarop de vonk oversloeg. Ik was elf, ik had nog geen eigen platenspeler, maar ik was wel elke zaterdagmiddag druk bezig met een cassettedeck om tijdens de uitzending van de Radio 2 Top 30 de mooiste liedjes op te nemen. Daarbij mocht ik absoluut niet gestoord worden, want het was niet de bedoeling dat de stem van de presentator van dat moment mee op band stond. De goden van dat moment waren Madonna, toen nog onschuldig dansend in haar ondergoed, en Michael Jackson die nog zwart was, maar er was méér: mijn buurjongetje Pieter introduceerde me een andere artiest, die zich androgyn kleedde, expliciet over seks zong en net in Europa was doorgebroken met een album en een gelijknamige film: Purple Rain. Ik vond Prince fantastisch. En dat is altijd zo gebleven.


Die plaat - Purple Rain dus - ging ik eerst elk vrij moment bij Pieter beluisteren, maar toen onze wegen scheidden en ik naar de middelbare school verkaste was dat een van de eerste albums die ik voor mezelf kocht. Op muziekcassette weliswaar, de nieuwste technologie van dat moment. Paste ook meteen in mijn fonkelnieuwe walkman. Het was de tijd waarin MTV het Europees vasteland overspoelde, en videoclips aan belang wonnen. Prince maakte aan een razend tempo nieuwe platen: Around the world in a day, Under the cherry moon (Kiss, Girls &Boys - met de bijhorende “duivenchoreografie”!) en zijn eerste meesterwerk Sign ‘o’ the Times. Maar daarmee stopte het niet: Prince was in die dagen gewoonweg overal. Hij werkte o.a. mee aan We are the world (maar was te schuchter om in de bijhorende single te figureren), en hij schreef muziek voor Sheila E (The Glamorous Life), The Bangles (Manic Monday), Chaka Khan (I Feel for You) en vele vele anderen. Veel materiaal van die tijd belandde in een kluis bij hem thuis in Paisley Park, maar niettemin stonden in de tweede helft van de jaren tachtig de hitlijsten vol met Princemateriaal. Of zo herinner ik het mij toch. Je moest als fan ook alle singletjes kopen, want op elke B-kant stonden nummers die niet uit een langspeler kwamen, die uiteraard alleen de fans hadden en die daarom alleen al zoveel interessanter waren.


Maar voorlopig had ik daar dus geen centen voor. Ik was dus aangewezen op de bibliotheek van Roeselare, waar ik kennis kon maken met al het oudere werk van mijn idool (vijf albums ondertussen). Telkens hetzelfde ritueel: geduldig de vinylplaat boenen, en daarna alles opnemen op cassette. Mijn papa was zo lief geweest om een nieuwe naald op mijn - inmiddels eigen - platenspeler te monteren, zodat de opnamen perfect verliepen. Veel geld zal ik er niet mee hebben uitgespaard trouwens, want die cassettes versleten heel snel helaas, en de kwaliteit van de muziekcassettes van die tijd verbeterde elke maand ook, en dus moesten die platen regelmatig opnieuw worden opgenomen. Elke vakantiejob resulteerde in weer een nieuw cassettedeck of nieuwe aangekochte muziek, daar was ik heel consequent in. Zonder Prince zou ik nooit de muziekfanaat zijn geworden die ik nu nog altijd ben. En zou mijn schooltijd een stuk lastiger geweest zijn. Ik was niet bepaald de populairste, maar gelukkig had ik mijn muziek en mijn beste vriend die Prince ook wel kon appreciëren (Waarvoor dank, Bart).


Weet jij nog waar jij was op 31 december 1988? Ik weet het wel: ik logeerde namelijk bij mijn grootouders terwijl mijn ouders aan het feesten waren. En dat vond ik helemaal niet erg, want om middernacht zonden ze het (live?) Lovesexy concert uit vanuit Keulen, op de Duitse tv. En ik mocht opblijven terwijl mijn grootouders al in bed lagen.

Maar we hadden het over geld uitgeven. Ik herinner me een schoolreis naar Keulen. Ik moet zeventien geweest zijn, en terwijl mijn klasgenoten op de “vrije momenten” naar de rosse buurt trokken - om te kijken, pochten ze achteraf - trok ik naar Saturn, de grootste muziekwinkel van Keulen op dat moment, om er me de maxisingle van Sign ‘o’ the Times aan te schaffen. Prachtige hoes, met een androgyne figuur (Prince zelf?) en een magistrale B-kant: La, la, la, he he hee (“La, la, la, he, he, hee, I want U, U want me, oh, how sexy it will be, if we ever get 2gether in my tree”). Ik straalde op de lange busrit terug naar België.


Meer vakantiejobs, meer geld om uit te geven. Tegen de tijd dat ik student was had ik genoeg geld verzameld om al eens een zotte aankoop te kunnen doen. Samen met Bob Dylan is Prince de koploper van de bootlegs, een begrip dat ik tot dan niet kende. Wat ik wel wist was dat Prince na Sign ‘o’ the times een album had gemaakt dat hij uiteindelijk niet wou releasen (dat gebeurde pas halfweg de jaren 90) en dat ik dat album absoluut wou hebben: ik vond The Black Album - illegaal, uiteraard - uiteindelijk in redelijk goeie kwaliteit op een Prince-fanbeurs in Gent, samen met een ander album (Crucial) dat hij met Miles Davis had gemaakt - en waarvan de originele opnamen op het moment van het overlijden van Prince ook weer in zijn kluis zaten - en een live opname van de Nude tour, zijn eerste best-of tournee (in Hamburg).


In mijn studententijd ging de Prince-obsessie gewoon verder. En mijn liefde voor muziek tout court. Inmiddels was overigens het cd-tijdperk begonnen, wat ervoor zorgde dat ik sommige albums twee of zelfs drie keer in huis haalde: op elpee, op cassette en op cd. Kassa!
Vlaanderen liep in die jaren wat achter qua alternatieve radiozenders. Okee, Studio Brussel bestond al, maar was voor mij dan weer net niet breed geprogrammeerd genoeg. Ik luisterde liever naar het Nederlandse Radio 3 en daar zou ergens eind 1991, letterlijk bij de start van mijn studententijd, om 22u ‘s avonds, de nieuwe single van een nieuw album worden uitgezonden. Geen internetlekken, geen Youtube, je moest nog gewoon wachten.

Toen het uiteindelijk klokslag 22u gebeurde, zat ik met mijn cassetterecorder klaar en ik weet niet wat ik hoorde. Prince was al verschillende keren van stijl veranderd, maar dit was een totaal nieuwe sound en ik wist niet wat ik ervan moest denken. Het was zeker geen liefde op het eerste gehoor (WTF? Rap?!), maar gelukkig kon ik het meteen terugspoelen, opnieuw beluisteren, en nog eens, en nog eens. Tegen de tijd dat het bedtijd was, was ik overtuigd. En zo geschiedt wel vaker met goede muziek, heb ik achteraf geleerd. De single heette Get Off (B-kant: Horny Pony) en het album Diamonds and Pearls, een werkelijk subliem album.

Meteen een onderwerp om het met mijn nieuwe vriend Brecht over te hebben, die ik net had leren kennen dankzij zijn Prince-t-shirt op de kennismakingsdagen op de universiteit van Kortrijk. Hij studeerde Rechten, en drie weken later deed ik dat ook. Dat ik ondertussen al zo’n twintig jaar jurist ben, is dus voor een groot deel dankzij Prince. De vriendschap was er een die nog jaren is meegegaan. Ik heb zelfs de muziek op Brechts huwelijksfeest mogen draaien, inclusief enkele Prince-nummers.


Stilaan werd het tijd om mijn idool eens live aan het werk te zien en die kans deed zich voor toen mijn andere studievriend Didier naar Gent was verhuisd en Prince er passeerde, in Flanders Expo. Handig! De deal was dat Didier met mij mee zou komen, op voorwaarde dat ik met hem meeging naar The Cure. Alhoewel The Cure een verdienstelijk optreden weggaf, was ik toch vooral gefascineerd door het Prince-concert, dat spreekt vanzelf. Het was 4 september 1993 ondertussen, en Prince had enkele probleempjes met zijn platenlabel. Prince werd The Artist Formerly Known As Prince (TAFKAP), het bijhorend symbool Love Symbol Album  in gigantische proporties boven het podium - en in kleinere proporties rond mijn nek.

Het wordt vanaf dan voor de buitenwereld steeds moeilijker om Prince te volgen, en voor mezelf was dat eigenlijk niet anders. Mijn liefde voor muziek werd er niet minder om: ik heb na mijn studietijd 4 jaar in de muziekindustrie gewerkt. Ik heb ook de kans gehad om Prince nog een paar keer live te zien: tijdens de New Power Soul Tour in 1998 en de One Nite Alone tour in 2002 kreeg hij net als tijdens het concert in Gent het publiek uitzinnig met grotendeels onbekende songs en covers. Prince is een begenadigd schrijver, zanger en musicus tout court. Maar wat hem uniek maakte, waren toch zijn opzwepende concerten.

Tijdens de 20Ten Tour in 2010 gebeurde dan weer net het omgekeerde: op de dag van zijn optreden in Werchter bracht hij een cd uit (20Ten dus, overigens een puike cd), waarvan hij ‘s avonds geen noot speelde: het werd een greatest hits show met een Prince die duidelijk last had van heupproblemen. Ik was wat ontgoocheld: sinds hij rond de eeuwwisseling getuige van Jehova is geworden - naar verluidt na het persoonlijk drama rond de vroege dood van zijn enige zoon - waren de songteksten en de optredens een stuk braver geworden. Maar zelfs die tournee blijft voor mijn een dierbare herinnering, omdat mijn goede vriend Jan er mij (samen met anderen) vergezelde.

Toen Prince op 21 april dit jaar het leven liet, had ik net zijn laatste albums op mijn smartphone gezet en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik er - in tegenstelling tot de laatste van Bowie - nog steeds niet wild van ben. Maar die vergelijking is ook totaal onzinnig: de dood van Prince was ongepland en helaas, ook veel te vroeg. Veel te vroeg.

De laatste herinnering die ik dan ook heb aan Prince is die van de ochtend van 22 april 2016, de dag nadien, wanneer ze op Studio Brussel hommage brachten door ‘s morgens zijn songs te draaien, ook deze uitgevoerd door anderen. Ik zat op de trein op weg naar een opleiding, koptelefoon op het hoofd, en de tranen rolden over mijn wangen...

donderdag 21 april 2016

R.I.P. Prince (1958-2016)



woensdag 13 april 2016

Robert Lanza - primera vez en español

Este tarde he presentado - como mis otros compañeros de clase - a una persona que adoro. He elegido a Robert Lanza, un científico que fue tratado en el libro de Michio Kaku (véase más adelante). También es la primera vez que publico algo en mi blog en español. ¡Disfruta!

Hace dos meses, empecé a leer el libro “La Física del futuro: Cómo la ciencia determinará el destino de la humanidad y nuestra vida cotidiana en el siglo XXII” de Michio Kaku. En esto libro, Kaku habla de los próximos cien años de revolución científica. Es importante decir que no es un libro de ciencia ficción: el autor dice que el futuro ya se está inventando ahora, en los laboratorios de los mejores científicos de todo el mundo.

En el capítulo 3 del libro, que se titula «El futuro de la medicina», Michio Kaku presenta a un explorador que avanza por nuevos y estimulantes territorios. Su nombre es Robert Lanza, y lo he elegido para mi charla.


Robert Lanza nació en Boston, en los Estados Unidos, en 1956. Su padre fue adicto al juego, sus hermanas nunca se graduaron de la escuela secundaria, pero el pequeño Robert se escapó de la clase baja a través de la inteligencia y la imaginación. Un día, cuando tenía 13 años (en 1969!), decidió crear pollos negros, utilizando solamente pollos blancos, en su habitación. Sus padres estaban de acuerdo, sin entender qué se proponía realmente su hijo. Lanza fue a Harvard en busca de los consejos necesarios para poner en marcha su proyecto: cambiar el ADN de sus pollos.

Actualmente, Lanza es un científico muy importante en el campo de la tecnología celular avanzada. En 2003, Robert Lanza clonó un banteng, un buey en peligro de extinción, a partir de los esqueletos de uno que llevaba 25 años muerto. Lanza extrajo del esqueleto unas células que aún eran utilizables, y las procesó. Despuès, las células fertilizadas se implantaron en una vaca. Diez meses más tarde, le llegó la noticia de que su nueva creación acababa de nacer.

Lanza es el jefe científico en el instituto de Advanced Cell Technology en Massachusetts. Trabaja en medicina regenerativa, una disciplina que puede llegar a crear una tienda del cuerpo humano en la que podríamos encargar órganos nuevos, cultivados a partir de nuestras propias células, para sustituir órganos que están enfermos o usados. Lanza trabaja también en la clonación de células humanas embrionarias.

Una tienda del cuerpo humano


Primero, voy a explicar un poco la idea de una «tienda del cuerpo humano». Es posible generar órganos nuevos extrayendo células del cuerpo. Por ejemplo, una célula de una oreja para creer una nueva oreja. Estas células se inyectan en un molde de plástico con la forma del órgano en cuestión. El molde está hecho de ácido biodegradable. Las células se tratan con ciertos factores que estimulan el crecimiento. Finalmente, el molde se desintegra, dejando un órgano perfecto.




La clonación de células embrionarias

El paso siguiente es la utilización directa de células madre. Las células madres embrionarias están presentes en embriones. Estas células tienen la capacidad de convertirse en todo tipo de célula dentro del organismo. Robert Lanza formó parte del histórico equipo que creó por primera vez un embrión humano con el fin de generar células embrionarias. Las células madre embrionarias son objeto de controversia, porque tiene que sacrificar un embrión para poder extraer las células madres. Pero Lanza y sus colegas ya desarrolleron procedimientos para tomar células que ya se transformaron en un tipo determinado de células y luego volvieron a convertirlas en células madre embrionarias. Entonces, no será necesario utilizar embriones para creer todo tipo de célula en el futuro.


Foto: A la izquierda, visión con degeneración macular, a la derecha, visión normal

En 2015, Lanza publicó los resultados de los primeros ensayos clínicos que implican a dos mujeres que sufren de un deterio de visión asociado a la edad. Un oftalmólogo de UCLA inyectó cada mujer con 50.000 células de la retina derivadas de células madre. Fue un gran éxito: después de una única inyección una mujer ahora puede caminar al centro comercial sola, utilizar su ordenador, y servir una taza de café. La otra ve colores y puede leer cinco letras en la tabla de los ojos. Esta tecnología también podría abrir la puerta a otras aplicaciones en enfermedades incurables como el alzhéimer o la diabetes.

La vida eterna?


En un futuro próximo, la duración de la vida va a aumentar mucho, y será posible crear nuevos órganos cuando los antiguos se desgasten o enfermen, con la ingeniería de tejidos y las células madre. Podríamos morir finalmente por causas accidentales, pero viviríamos al menos diez veces más tiempo que ahora.

Resurrección de formas de vida extintas



Como se ha dicho anteriormente, Robert Lanza ha clonado un banteng, una especie en peligro de extinción. Pero: por que no crear un animal de especies ya extinguidas? En la película Parque Jurásico, unos científicos extraen ADN de los dinosaurios, lo insertan en huevos de reptiles y hacen que los dinosaurios vuelvan a la vida. Aunque nunca se ha encontrado ADN de dinosaurios que pueda ser utilizable. Pero una vez que el genoma del dinosaurio perdido puede ser recreado matemáticamente mediante un programa informático, y eso no sería ficción en el futuro, sería posible recrear realmente el ADN de este organismo, implantarlo en un óvulo e insertar este óvulo en huevos de reptiles. En este momento, Parque Jurásico puede convertirse en realidad.

Gracias por su atención.

dinsdag 5 april 2016

Physics of the Future: How Science Will Shape Human Destiny and Our Daily Lives by the Year 2100 - Michio Kaku (2011)



FR : "Une brève histoire du futur : Comment la science va changer le monde"
NL: "Reis naar de toekomst: het leven in het jaar 2100"

Imagine, if you can, the world in the year 2100. It should be an exciting place, with driverless cars, Internet glasses, universal translators, robot surgeons, the resurrection of extinct life forms, designer children, space tourism, a manned mission to Mars, ... none of which turn out to be as science-fictiony as they sound!

One particular kind of movies that I really enjoy is the kind portraying the not-so-distant future: movies like A.I., Minority Report, The Fifth Element, 28 Days Later, Total Recall … Which explains why this book drew my attention, I guess. Kaku looks into that nearby future and envisions what the world will look like, based on his interviews with over three hundred of the world’s top scientists who are already inventing the future in their labs. In this way, he follows in the footsteps of Leonardo da Vinci and Jules Verne. By the way, did you know Jules Verne wrote a stunning accurate book called "Paris in the Twentieth Century", that has only recently been discovered?

Michio Kaku is the rare individual who is both a top-flight scientist and a successful popularizer of science and technology. Kaku uses mythology and movie analogies (The Matrix, Star Trek, Terminator, Jurassic Park) to describe the impact of the revolutionary developments taking place in medicine, computers, artificial intelligence, nanotechnology, energy production, and astronautics. He writes about complex matters in an easy and accessible style: this book should appeal equally to fans of science fiction and popular science. It contains 8 chapters: Future of the Computer, Future of AI, Future of Medicine, Nanotechnology, Future of Energy, Future of Space Travel, Future of Wealth, Future of Humanity. Each chapter is sorted into three sections: Near future (2000-2030), Midcentury (2030-2070), and Far future (2070-2100).

In all likelihood, by 2100 we will control computers via tiny brain sensors and, like magicians, move objects around with the power of our minds. Artificial intelligence will be dispersed throughout the environment, and Internet-enabled contact lenses will allow us to access the world's information base or conjure up any image we desire in the blink of an eye. Meanwhile, cars will drive themselves using GPS, and if room-temperature superconductors are discovered, vehicles will effortlessly fly on a cushion of air, coasting on powerful magnetic fields and ushering in the age of magnetism.

In the area of medicine, the chapter that I most enjoyed, Kaku mixes the plausible and the ethically troublesome. These include almost fully computerized visits to physicians’ offices, medical treatments based on precise analysis of one’s genetic makeup, the ability to grow human organs, designer children, and … human cloning. Using molecular medicine, scientists will be able to grow almost every organ of the body and cure genetic diseases. Millions of tiny DNA sensors and nanoparticles patrolling our blood cells will silently scan our bodies for the first sign of illness, while rapid advances in genetic research will enable us to slow down or maybe even reverse the aging process, allowing human life spans to increase dramatically.

For the most part, Kaku is a technological optimist. But he also makes clear that he understands that technology can be used for dark as well as for good purposes. For example, he cites how the development of sonograms has led to dramatic increases in abortions, primarily of female fetuses, in certain developing countries. Some critics say that he would have done readers a service by discussing, for example, the potential implications of new health care technologies on health care costs, given that the life-extension technologies he discusses could radically extend the human life span. More of this would certainly have improved the book. But Physics of the Future is still a thrilling, wondrous ride through the next 100 years of breathtaking scientific revolution.

zondag 17 januari 2016

Onderworpen - Michel Houellebecq (2015)

ENG: “Submission”
FR: “Soumission”

Zowat een jaar geleden, op 7 januari 2015 vond de aanslag op Charlie Hebdo plaats. Het was eveneens de dag waarop de zesde roman van Michel Houellebecq verscheen, Frankrijks bekende schrijver-provocateur. Het boek, dat overigens werd besproken in het nummer van Charlie Hebdo dat die week in de rekken lag, werd meteen nogal gemakkelijk weggezet door critici als islamofoob. De auteur zette meteen na de aanslag de promotie van het boek stop, maar het boek had op dat moment al enorm veel media-aandacht gehad en werd een bestseller, niet alleen in Frankrijk maar in heel Europa.

Een jaar later heb ik de roman in twee dagen tijd verslonden, en wat blijkt? De politieke fabel was volgens de eerste reacties visionair, dystopisch, misogyn en controversieel. Maar 'Soumission' is niet het islamofobe haat en angst aanwakkerende pamflet waarvoor het bij de publicatie werd versleten. Als mensen er aanstoot aan nemen, is het denk ik toch vooral omdat ze het boek niet echt gelezen hebben. Het is al bij al een wat tamme roman, die zelfs vrij positief tegenover de islam staat.

De plot is min of meer bekend ondertussen: het verhaal speelt zich af in het Frankrijk van 2022. Om het Front National van een verkiezingsoverwinning af te houden steunen de linkse en rechtse partijen de populaire en charismatische Mohammed Ben Abbes. Op die manier krijgt Frankrijk een moslimpresident, ondanks dat nog altijd een grote meerderheid van de bevolking niet islamitisch is. De beschrijving van de manier waarop dat allemaal gebeurt, vergt eigenlijk niet veel fantasie van de auteur of de lezer, het wordt voorgesteld als de vrij aannemelijke, logische consequentie van een demografische evolutie enerzijds en aversie voor het Front National anderzijds. Wie durft nog - na de recente regionale verkiezingen - beweren dat die dynamiek, nl. om voor het even wie te stemmen zolang FN maar niet aan de macht komt, vandaag al niet speelt?

Als het boek controversieel is, heeft dat onder meer te maken met de vanzelfsprekendheid waarmee het verloop van de verkiezingen worden beschreven. Het politieke strategische spel zelf is overigens niet echt het hoofdthema van het boek, viel me op. Een terechte kritiek trouwens die ik op een Nederlandse website las, is dat nergens in het boek over politieke reacties elders in de Europese Unie of in de Verenigde Staten gesproken wordt. Wel een ongeloofwaardige steun in eerste instantie van Saoedi-Arabië voor het nieuwe Franse bewind, omdat de echte politieke realiteit ons vertelt dat de Saoedi’s niets te maken willen hebben met alles wat maar naar de Moslimbroederschap riekt. En dat is nu net de door Houellebecq gekozen naam van de partij van de Franse president. (Er zit trouwens wél een korte verwijzing naar gelijkaardige verkiezingen in België in het boek, waarvan ik het realiteitsgehalte overlaat aan de lezer).

Het verhaal draait eigenlijk vooral rond het hoofdpersonage, François, die in het boek een innerlijke evolutie doormaakt. Hij is scherp, intelligent en sociaal onhandig. Zijn beste jaren liggen achter hem, en die beste jaren waren ook al niet zo goed. Nu besteedt hij zijn tijd aan drank, magnetronmaaltijden en het bestuderen van de negentiende-eeuwse schrijver J.-K. Huysmans. En niet onbelangrijk: Huysmans bekeerde zich op het eind van zijn leven fanatiek tot het katholicisme. Houellebecq beschrijft dat bekeringsproces uitvoerig - voor mij de saaiste passages uit het boek, omdat Houellebecq nog maar eens met zijn literaire kennis pronkt - maar ze blijken relevant om de gedachtegang van de schrijver te kunnen volgen.

In 'Soumission' levert het uitgebluste Frankrijk met zijn gebrek aan burgerproject, zijn doorgedreven individualisme, zijn eenzaamheid en seksuele miserie zich willoos over aan de islam, zij het een gemodereerde versie. Dat brengt dynamiek én rust in de samenleving, zo profeteert Houellebecq - niet altijd met overtuigende argumenten, overigens. Vrouwen zouden terugkeren naar de haard, gestimuleerd door overheidssubsidies en geld uit petroleumstaten. Ze zouden zich decent en verhullend kleden. De werkloosheid zou zienderogen slinken. In voormalige no-go-areas keert in het boek de kalmte terug en verzwindt de criminaliteit. De universiteiten worden in spoedtempo geïslamiseerd. En het hoofdpersonage kiest – na enige geloofscrisissen en een pathetische rondgang langs het Frankrijk van Huysmans - eieren voor zijn geld. Hij bekeert zich tot de islam en kan blijven doceren.

Conclusie? Soumission, of Onderworpen in het Nederlands, is geen islamofobe roman, maar volgens mij ook niet bepaald een meesterwerk. Subversief? Dat zeker. Het boek bevat in elk geval genoeg stof om eens over na te denken.

maandag 11 januari 2016

R.I.P. David Bowie (1947-2016)