donderdag 15 april 2021

Groetjes uit Vlaanderen - Mohamed Ouaamari (2020)


Had u al van een lasagne-identiteit gehoord? Dat is een identiteit die bestaat uit verschillende laagjes, maar die met elkaar verweven zijn en allemaal bij elkaar goed kunnen smaken. Bijna iedereen heeft er wel één, zeker in België. Zo ook Mohamed Ouaamari (1991), die ooit na een ironische tweet op een congres met veel machtsvertoon als terreurverdachte werd opgepakt. Vandaag is hij gelukkig eerder bekend van zijn scherpe columns, online maatschappijkritiek en zijn huiskat Fristi. En nu ook van zijn debuut 'Groetjes uit Vlaanderen', een zoektocht naar zijn Vlaamse identiteit als Antwerpenaar met Marokkaanse roots. Hij leest graag Jef Geeraerts en Jommeke. Naast zijn lokale identiteit, die van Antwerpenaar, voelt hij zich een mens, moslim, Berber/Riffijn, en Marokkaans, maar ook Europeaan, Belg én Vlaming. In zijn debuut Groetjes uit Vlaanderen stelt hij zich de vraag wie en wat de Vlamingen zijn. Kan en mag hij zichzelf zonder meer een Vlaming noemen?
 
De titel Groetjes uit Vlaanderen is bewust gekozen omdat Ouaamari merkt dat die Vlaamse identiteit het minst vanzelfsprekend is voor hemzelf en in twijfel wordt gesteld, vooral ook door de buitenwereld. Hij vindt zich niet terug in de (extreem)rechtse (exclusieve) connotatie van die Vlaamse identiteit noch in de kritiek van progressieven dat de Vlaamse identiteit niet bestaat. Ouaamari houdt heel Vlaanderen – en zichzelf – een spiegel voor en gaat op zoek naar ongemakkelijke waarheden.
 
Zijn boek is opgebouwd uit drie hoofdstukken die samenvallen met zowel zijn eerste 28 levensjaren als de eerste “Zwarte Zondag” in 1991 en een opvolger daarvan op 26 mei 2019. Die hoofdstukken zijn in 7 jaren verdeeld, en worden uitgeleid door een brief naar zijn Marokkaanse grootouders van vaderszijde (die hij overigens nooit verstuurd heeft). In die drie hoofdstukken vertelt Ouaamari over zijn persoonlijke leven en doet hij tegelijkertijd helder de politieke en maatschappelijke geschiedenis van België uit de doeken waarin hij opgegroeid is, en voornamelijk als het gaat over de arbeidsmigratie uit Marokko en Turkije, en het beleid en de reacties daarop: de opkomst en de evolutie van het Vlaams Blok/Belang is een belangrijke rode draad en daarbij de gewenning aan een rechts-populistisch, racistisch discours, toch zeker in Antwerpen. Daarnaast heeft hij het over (het belang van) de Marokkaanse afkomst, de aanslagen van 9/11 en de tegenreacties, zoals de start en de neergang van AEL en Sharia4Belgium, de opkomst van sociale media en de impact daarvan, enz.

En ook al is die geschiedenis misschien als Vlaming/Belg al bekend en grotendeels mee beleefd, heb je deze geschiedenis niet in zijn schoenen meegemaakt. Je mag al zoveel ‘begrip’ en empathie tonen voor de ‘andere’, dit kan nooit in de plaats komen van zelf iets meegemaakt te hebben. Op dat vlak is Groetjes uit Vlaanderen heel leerrijk, en zijn er vele anekdotes die je doen bijleren over je eigen maatschappij. De humor die de auteur daarvoor gebruikt, is vermoedelijk een manier om zijn opgroeien in die context te verwerken. Je moet soms hardop lachen omdat hij beelden al eens verder doortrekt, spiegelt of anders draait zoals hij ze eerst bedoelde. Het boek leest ook vlotjes: ik had het in een uur of 3 uur uit. Een uitstekend boek dat je jouw eigen samenleving door een andere bril doet beleven.

zondag 3 januari 2021

Nachtouders – Saskia de Coster (2019)



In één ruk uitgelezen, deze laatste van Saskia de Coster. En toch is het boek eerst een jaar blijven liggen, bij mijn zus met name. Die het boek cadeau heeft gekregen, maar er wegens tal van omstandigheden nog niet aan toe is geraakt. Voor mezelf had ik het dus niet gekocht, want ondanks alle superlatieven in de media: een boek over kersvers meemoederschap in een lesbische relatie, zou dat wel iets voor een kinderloze homo als ik zijn? 

Dit was het eerste boek van Saskia de Coster die ik tot mij nam, en dat is eigenlijk best wel vreemd. Ik ben samen met Saskia’s oudere zus afgestudeerd, en de Coster zelf behoort al een tijdje tot de absolute top in de Vlaamse literatuur. En niet alleen in de Vlaamse: zowel in Vlaanderen als in Nederland scoort ze al zo'n 15 jaar de ene literaire prijs na de andere. Zo stond haar voorlaatste roman “Dit is van mij” op de longlist van de AKO Literatuurprijs en de Gouden Uil. Ze behaalde de Opzij Literatuurprijs voor 'Wij en ik’ in 2014. In december 2019 werd “Nachtouders” door VRT Nieuws uitgeroepen tot een van de twintig boeken die 2019 hebben veranderd en in 2020 belandde het boek op de longlist van de Libris Literatuur Prijs, de prijs voor beste oorspronkelijke Nederlandstalige roman van het voorbije jaar (ze won deze helaas niet). 

Nachtouders dus. Dat zijn Saskia en Juli, sinds een jaar ouders van Saul. Ze staan op het punt om af te reizen naar het eiland waar Karl, de man die zijn sperma doneerde, opgroeide. Het ouderschap valt Saskia zwaar. Zij is de niet-biologische moeder van Saul, en hoewel zij degene is op wiens voorspraak de keuze op Karl viel, lukt het haar niet om in haar nieuwe rol te groeien, zelfs niet om haar in haar rol te schikken. Haar twijfels doen haar ouderschap, haar relatie met Juli, de vriendschap met Karl en haar schrijverschap geen goed. Voor een langere samenvatting kun je zeker terecht op andere websites, maar het was een hele ervaring om mij drie dagen af te sluiten van mijn bekende omgeving en te vertoeven op de planeet Saskia de Coster, een oord waar – ik citeer de recensie die ik vond in De Standaard - “branie, absurdisme en melancholie aan de bomen groeien en waar in frisse beelden over diep-menselijke angsten wordt gesproken”. Een verdienstelijke poging van de recensent om de beeldtaal van de Coster over te nemen, maar niet meer dan een poging. Op elke pagina vind je immers wel een oneliner die een observatie of gevoel messcherp weergeeft - het soort beschrijving dat van Saskia de Coster zo’n fenomeen maakt. 

In het boek gebruikt ze drie vertelwijzen door elkaar (respectievelijk chronologisch beschrijvend, dagboek en nachtelijke dialogen met Juli), en dat is niet zomaar een trucje: soms beschrijft ze haar eigen emoties, soms treedt ze bij wijze van spreken uit haar eigen lichaam om van buitenaf rationeel diezelfde emoties te analyseren. Als lezer word je meegesleurd, en dat is niet altijd even leuk: hoewel hier en daar een detail grotendeels puur voor de vorm is veranderd (zo werd haar echtgenote Inge Juli, Amos werd Saul etc.) en de Coster steeds overduidelijk kiest voor de melodramatische overdrijving - wat zorgt voor genoeg grappige momenten om door te blijven lezen - blijft dit in essentie een vrij pijnlijk eerlijk autobiografisch verhaal, een rauwe beschrijving zonder helden, waarbij de Coster zichzelf niet spaart. 

En dan nu de conclusie: was het boek iets voor mij? Absoluut, want veel van haar analyses zijn universeel, en ik kan alvast eindelijk sommige van mijn gevoelens benoemen op een manier die ik nooit zelf had gekund. Dat spaart tijd uit bij de psycholoog, waarvoor dank. En dat geldt zeker niet voor mij alleen: dit boek is er voor de homo’s, de lesbiennes, de hetero’s. Dit boek is er voor de biologische en de niet-biologische ouders, voor de buitenbeentjes en iedereen die al zijn of haar leven lang worstelt met de verwachtingen die aan ouders én aan kinderen en familie in het algemeen wordt gesteld. Een prachtboek. Wat jammer dat het nog steeds niet vertaald is, zodat ook mijn Nederlands-onkundige vrienden en vriendinnen even naar haar planeet kunnen: het oeuvre van Saskia de Coster bestaat ondertussen in tien talen, maar voor dit boek uit 2019 is het nog steeds wachten op een vertaling. Alvast iets om naar uit te kijken in 2021.


woensdag 30 september 2020

Becoming - Michelle Obama (2018)

 

This has been a difficult review to write, because at the end of nearly four years of Trump, it is not obvious to write anything negative about Michelle Obama's memoir, which has hit the stores at the end of 2018 but for which I had not found time to read until this summer.

The good news is: “Becoming” is NOT a political book, or at least tries hard not to be one: Michelle Obama has also said in several places that she has an aversion to politics. "I've never been a fan of politics and my experience of the last ten years has changed little about that." In the first quarter of the book, there is no mention of Barack at all, and even then it takes a while until the career of her famous husband is discussed. This is her story. Michelle talks about her childhood and her adolescence in Chicago, where, thanks to the support of her family and friends and of course thanks to her own dedication, she first gets to go to a good college, eventually to become a lawyer. That is without a doubt the best part of the book. You step into her world, where she soon realizes that life will not be easy for her as a black woman, especially since the family's financial resources are modest. Gradually her commitment grows to not only help herself, but also her environment to have a better future. These are small stories that everyone can identify with, beautifully formulated and not pushy at all. The book has also contains many childhood snapshots.

After a while Barack does of course come into the picture, and it is a beautiful love story between two people who, although they are very different, still realize that they are made for each other, and that they want to make the world better each in their own way. It is not a sugar-coated story: She tells about the sacrifices she made. About how she put herself aside. She shares fragile things that she never shared with the world before. That she once has a miscarriage and that her daughters Sasha and Malia came into the world thanks to in vitro fertilization, for example. That she and Barack sometimes took relationship therapy to learn how to communicate better with each other. That she supported her husband when he ran for president, but never really believed he would succeed. Undoubtedly, a whole team of the best ghostwriters have had quite a job with this part of the book, because it finds the right tone, the right balance: Barack is described as the idealist we got to know, but their relationship is far from easy.

As soon as Barack Obama wins his first election however, the story shifts to what happens in the White House, and focuses on Michelle Obama's battle against the traditional image of a First Lady and how she, although she hasn't been elected herself, also wants to improve the world in her own way, while raising two girls to be adolescents. This new context is obviously not something you can do much about or even ignore, but it does result in endless pages about the projects of the First Lady to encourage young people and especially girls to emancipate themselves and play their part in the society, to get young people to eat healthier – the latter by creating a vegetable garden within the White House garden.

We also and inevitably get lists of events she attended with her husband, or of people she has been able to meet thanks to her husband. That is not always super interesting - I am thinking, for example, of an uninteresting passage where she meets Nelson Mandela. Luckily, it never gets really boring, it also contains very human and fun anecdotes about encounters with the Windsors and the Queen who has her way with protocol, an epic escape from the bodyguards to slip out of the White House with her youngest daughter to watch the festivities after the Supreme Court ruling finally legalizing gay marriage, a line about her adolescent daughter not being interested in attending a Paul McCartney home concert and a participation in Carpool Karaoke.

Finally and just as understandably, we get her occasional reflections on politics, on her husband's achievements, the Republicans' sabotage and of course how she feels about the unexpected election of, and meeting with Donald Trump – who’s personality and policy is in all respects the opposite of Barack’s. Here the book feels like a drag, and a manifesto for the upcoming elections in November 2020. Memoirs don’t need to be neutral, of course, but writing it a bit more subtle or shorter could have improved the book.

Conclusion: an interesting and well written book, with a lot of personal and at times catchy anecdotes, also for those who do not follow politics, and even for those who have no affinity with her husband.


woensdag 9 september 2020

Then It Fell Apart - Moby (2019)

Last year Then It Fell Apart, the second part of Moby's memoirs, was released. Part one, Porcelain (2016), focused on his childhood and his early years as a DJ and producer, this time the book alternates between his childhood and his exuberant lifestyle after the success of his album Play, that catapulted him to a superstar. A lifestyle that included ecstasy for breakfast, gallons of vodka and sporadic sex with supermodels.

The book - just like one of his songs also aptly named “Then It Fell Apart” - chronicles two important eras of the life of the in my opinion friendly and down-to-earth artist by whom I had found shelter since the death of that other musically eclectic idol of mine (Prince). Spoiler alert: after reading the book, you cannot help but finding Moby a first class dickhead. Which is quite strange, given it is an autobiography after all - written by himself. I admit I had to gasp for air a bit at first, but it is so well written that I have read it in one go.

Moby describes, among other things, how André 3000 did not want to hug him at the MTV Video Music Awards after he got into an open war with Eminem, how Lizzy Grant (now known as Lana Del Rey) turned him down after a date at a macrobiotic restaurant, and how he tutored Vladimir Putin's daughter, intoxicated and unwilling, Russian literature in a Holiday Inn hotel. In just about every anecdote, he portrays himself as the ultimate beta male: an insecure and sensitive nerd who clumsily navigates the unknown territory of stardom.

The strangest and most notorious part of the book is that in which Moby reveals that he has been dating Natalie Portman as a teenager back in 1999. Although he never understood what a young, successful and handsome actress saw in a 33-year-old balding man, he clearly has fond memories of their time together, culminating in a romantic kiss under an ancient oak tree. This revelation has caused quite a stir in the press, because Portman swears she has no memories of the whole thing. According to the actress, the two never dated, and Moby was just "a creepy older man" with an inappropriate interest in a teenage girl who had just graduated from high school. Strangely enough, Moby angrily responded by writing off Portman's denials as "gossip" and he shared "evidence" in the form of an old photo of him holding an uncomfortable-looking Portman while being bare-chested. In my opinion, if the only evidence you can find is a photo where your alleged date looks like she's being held hostage, you may need to draw conclusions. Sad. After being accused of beta male misogyny in the (social) media, Moby finally apologized.

The other anecdote that got some press coverage was that in 2001, according to Moby, he was challenged at a party to a game of knob touching with an unsuspecting Donald Trump. In short, that means that he had to rub his bare penis against the future president while making small talk with his victim. He accepted and succeeded the challenge, of course.

Most of the reviews I read limit themselves to those two excerpts, wondering if we should all need to know that? But I want to speak up in Moby’s defence: the other half of his book is about his earliest childhood, where he describes he already was an outsider and a nerd - and those chapters paint a very different picture, that of Moby as Little Idiot, his sad cartoon alter ego looking for a hug, that shows up in some of his best-known clips. The childhood chapters alternate with those from during (and after) his star status, and it kind of balances the weird stuff out. 

Throughout the whole book, Moby describes how being rich and famous hasn't exactly made him happy: today he most appropriately describes himself as a bald and postmodern alcoholic.  Having written this book seems like a cry for help, in my opinion. Hopefully he will get that help soon, because with this collection of anecdotes that are fun to the reader but must be very painful for him, Moby dug such a deep well for himself that I wonder if he will ever get out. The giant animal rights/vegan for life tattoos which he had his arms and neck covered with last year, and the music he released lately, don't make me very optimistic.


dinsdag 8 september 2020

De meeste mensen deugen – Rutger Bregman (2019)


(ondertitel: een nieuwe geschiedenis van de mens)

(EN: Humankind: a hopeful history)

Met dank aan COVID-19 (ahum) is het een rustige zomer geweest, met veel tijd om af en toe eens in een boek te duiken. En bovenop mijn to-do-list stond nog “De meeste mensen deugen”, weet u nog wel?

Nadat hij met “Gratis geld voor iedereen” (zie elders in deze blog) met passie een basisinkomen bepleitte, richt Rutger Bregman zich in “De meeste mensen deugen” met hetzelfde aanstekelijke enthousiasme op ons mensbeeld. Nergens lijken zo veel mensen het over eens als over de idee dat de mens van nature slecht is, maar Rutger Bregman, historicus en journalist bij De Correspondent en ondertussen ook bestsellerauteur, bewijst het tegendeel. En dat doet hij andermaal via factchecking. En wat blijkt? Mensen zijn helemaal niet zo egoïstisch, onverschillig en moordlustig als u denkt. En Bregman beschrijft in meer dan 500 pagina’s waarom. Het boek bestaat ook als audioboek trouwens, als u dat verkiest.

Bregmans stelling laat zich samenvatten als volgt: wij hebben varkens, koeien, schapen en kippen gedomesticeerd door telkens de tamste en vriendelijkste exemplaren te fokken. Met onszelf is hetzelfde gebeurd: in de loop van vele millennia hebben de vriendelijkste, zachtaardigste types onder de mensen de meeste kinderen gekregen, en in ieder geval meer kinderen dan de agressieve, Trumpiaanse types met wie niemand iets te maken wilde hebben. In de prehistorie werden die lullo's vaak uit de groep verbannen en stonden ze er helemaal alleen voor, of werden ze op een andere manier onschadelijk gemaakt. Het staat dwars op het ons aangeleerde mensbeeld (zegt Thomas Hobbes u nog iets?), maar in de prehistorie was er dus eerder sprake van survival of the friendliest, degene die het beste optrok met anderen maakte het meeste kans om te overleven. Wij zijn genetisch voorgeprogrammeerd sociaal en ondertussen een schattige puppyversie van de menselijke soort. Bregman heeft het over de “homo puppy”.

Om deze nieuwe geschiedenis te schrijven, duikt de historicus zelf de geschiedenis in, op zoek naar studies, experimenten, anekdotes. Hij doet dat niet alleen met het mooie, maar tikje ongenuanceerde openingsverhaal over WOII, een verhaal over de veerkracht en vriendelijkheid waarmee de Britten de Blitz hebben doorstaan. Bregman's boek is een aaneenrijging van veelal bekende verhalen, maar dan vanuit een nieuwe invalshoek onderbouwd - of juist tegengesproken - met nieuwe feitenkennis. Zijn doel is om de cynische toon te ontkrachten over het ons bekende eeuwenoude idee, dat de mens van nature slecht is. 

Niet het bekende Lord of the flies verhaal, maar het échte verhaal van jongetjes die schipbreuk lijden en overleven op een onbewoond eiland door samen te werken, en niet door mekaar uit te moorden. Niet het bekende Paaseiland-verhaal van inwoners die kosten wat het kost bomen kapten om grote beelden te maken en zo van de aardbol verdwenen, maar een veel genuanceerder verhaal over rattenplagen, van elders geïmporteerde ziektes en slavernij. En dan de verhalen over het onderzoek van de grote naoorlogse Amerikaanse psychologen, met nieuwe inzichten en conclusies die niet pasten bij de mythes die deze grote ego's jaren lang in stand hebben gehouden. Allemaal boeiende verhalen waarin Bregman onze egoïstische, agressieve en onverschillige houding ontkracht. De concrete voorbeelden in het boek tonen wat er gebeurt áls mensen in elkaars goedheid geloven. Hoe we scholen, gevangenissen, bedrijven anders kunnen inrichten en wat voor heilzame effecten dit heeft. 

Belangrijk om op te merken in deze recensie, is dat Bregman overigens niet beweert dat àlle mensen deugen: een kleine groep van psychopaten speelt wel degelijk een heel belangrijke rol tijdens elke oorlog. 40 procent van de vliegtuigen werd tijdens de Tweede Wereldoorlog neergeschoten door 1 procent van de piloten. In Rwanda deed 97 procent van de Hutu’s niet mee aan de genocide. En vooraleer de genocide er kwam, moest een samenleving al jarenlang vergiftigd worden door propaganda en gemanipuleerde groepsdruk. De meeste mensen hebben een ontzettende afkeer van geweld. We beleven daar helemaal niet zoveel plezier aan als aan seks of aan onze vriendschappen. Tijdens de oorlog zochten veel soldaten excuses om toch maar niet te hoeven schieten, het is verbluffend hoe weinig schoten er eigenlijk werden gelost. Veel gewone dienstplichtige soldaten kunnen het gewoon niet. Bajonetten werden vroeger nog veel minder gebruikt. Soldaten scheppen daar helemaal geen plezier in, ze gaan er juist kapot aan. Uit Vietnam kwamen velen van hen terug met een posttraumatische stressstoornis. De gruwel van een oorlog zit echt niet in onze natuur. Goed-zijn kun je leren, betoogt Bregman. Het is een finesse die verloren gaat in de titel – die is affirmatief, dat verkoopt beter, zegt hij daarover zelf.

Bregman hanteert een vlotte schrijfstijl en op zijn research valt, in tegenstelling tot iemand zoals Steven Pinker die zijn research ondergeschikt maakt aan zijn positief idealisme, niets af te dingen: alle feiten zijn gecheckt en gedubbelcheckt, en als wat hij vindt zijn eerdere bevindingen lijkt tegen te spreken, dan zoekt hij verder. Dat is meteen mijn enige kritiek op het boek: uiteindelijk moet hij soms nogal wat bochten nemen om uit te komen bij het vooropgestelde positieve mensbeeld, en hoewel dat wetenschappelijk te verantwoorden valt, haalt dat wat vaart uit het boek en bleef ik soms zitten met het astrologen-gevoel: uiteindelijk heeft hij overal wel een uitleg voor, zelfs voor de Holocaust (!) waarbij hij Hannah Arendt trouwens niet over het hoofd ziet.

Toch kan ik “De Meeste Mensen Deugen" niet warm genoeg aanbevelen. Aan de hand van vaak onbekende verhalen uit de recente geschiedenis bewijst Bregman wel degelijk dat de meeste mensen deugen. Je wordt gelukkig van dit boek, en je gaat weer geloven in het goede van de mens. Ik neem me alvast voor om mijn collega’s voortaan niet meteen van het ergste te verdenken als het eens een dagje niet meezit op het werk. Voor iedereen die zich afvraagt of de verharding van de maatschappij nog te stuiten is, zal het nieuwe boek van Rutger Bregman, tot slot ook een grote opluchting zijn. 

woensdag 1 april 2020

Gratis geld voor iedereen - Rutger Bregman (2016)

(ondertitel: over het basisinkomen, de 15-urige werkweek en een wereld zonder grenzen)

Het probleem is niet dat we het niet goed hebben, het probleem is dat we niet weten hoe het beter kan. In deze tijd, met koopkracht als laatste ideaal, schetst de Nederlandse historicus Rutger Bregman, een Nederlands geschiedkundige, opiniemaker en “Correspondent Vooruitgang” bij het online magazine De Correspondent nieuwe vergezichten. Bregman was een graag geziene gast in het inmiddels ter ziele gegane Nederlandse tv-programma 'De Wereld Draait Door', en hij was spreker op de TED Talk van 22 mei 2017 “Poverty isn't a lack of character; it's a lack of cash”, inmiddels ook meer dan een miljoen keer bekeken. In januari 2019 werd hij uitgenodigd deel te nemen aan het World Economic Forum (WEF) in Davos, en die passage was ook niet onbesproken. Dit boek, inmiddels vertaald in meer dan dertig talen, heeft ook daar aandacht getrokken.

Hij heeft het over zaken zoals een basisinkomen voor iedereen en een werkweek van vijftien uur, over een wereld zonder grenzen tot een wereld zonder armoede - het is tijd kortom voor de terugkeer van de utopie – dat woord staat niet toevallig in de titel van het boek. Het is niet het eerste boek van Bregman, maar wel het eerste dat ik van hem lees – die coronacrisis is toch ergens goed voor!. Ik was er zo wild enthousiast over dat ik na lange tijd van afwezigheid nog eens iets post op deze blog.

Met tal van cijfers toont de auteur aan: we worden veel ouder dan voorheen, we hebben veel minder kindersterfte en we kunnen op elke hoek van de straat een hamburger kopen. Onze huidige tijd is niet minder dan de droom van elke man of vrouw uit de middeleeuwen. Bregman schrijft dat wij als rijke westerse landen, eerder dan te blijven hangen in idealen van de vorige eeuw, beter zouden moeten nadenken over wat wij nu zouden kunnen doen om het leven nog aantrekkelijker te maken. Alle politieke programma’s beginnen volgens hem op elkaar te lijken, het is tijd om een nieuw ideaalbeeld te verzinnen.

Het basisinkomen is een mogelijk onderdeel van die toekomstvisie. Ten eerste los je in één klap een gedeelte van het armoede probleem op. Een plotselinge rekening brengt veel stress met zich mee, en continu ermee bezig zijn of je het eind van de maand wel gaat redden neemt veel energie in beslag, of zoals Bregman dat noemt: bandbreedte. Deze stress zorgt ervoor dat mensen met een schaarste aan geld minder verstandige beslissingen nemen. Het bieden van een vast inkomen zonder regels en bureaucratie geeft rust, en daardoor zullen mensen hun tijd en energie anders kunnen inzetten en betere beslissingen nemen.Ten tweede verkleint het basisinkomen de inkomensongelijkheid, welke direct gelinkt wordt aan de hoeveelheid sociale problemen in een land. Er is geen geld? De 62 rijkste mensen op deze aardkloot hebben evenveel rijkdom als de helft van de mensheid samen (3,5 miljard mensen!). Ja, er is zeker geld te vinden als men dat wil. Verschillende studies hebben overigens al aangetoond dat gratis geld geven een betere optie is dan lenen of ontwikkelingshulp, en voor voorbeelden verwijs ik je graag naar het boek. Wist je dat niemand minder dan de republikein Nixon in 1969 op een haar na dat basisinkomen heeft gerealiseerd? Wacht, er komt nog meer!

Bregman stelt meer vrije tijd en een werkweek van 15 uur voor als onderdeel van de nieuwe utopie. In 1855 waren het de metselaars van Melbourne die als eerste een werkdag van 8 uur invoerden, Henry Ford was in 1926 de eerste die de werkweek van 40 uur invoerde en in 1938 werd in de VS de 40-uur werkweek als eerste land ter wereld de standaard. (In 1933 had de Senaat al de 30-urenweek ingevoerd, maar de House had het voorstel afgewezen). In 1954 verklaarde de eerder genoemde Richard Nixon, toen nog vicepresident, dat de 4-dagenwerkweek er op korte termijn zat aan te komen. Door de opkomst van de machine is de inhoud van vele van onze banen aanzienlijk veranderd: in fabrieken, op het platteland, en bij ons thuis. Is het dan zo onnozel om voor te stellen dat we, wanneer deze trend zich voortzet, we binnenkort nog maar 15 uur per week hoeven te werken om het productiviteitsniveau op pijl te houden? Waarom gebeurt dat eigenlijk niet?
Bregman heeft het ook nog over de levenslang emancipatorische gevolgen van vaderschapsverlof, over hardnekkige en door studies weerlegde vooroordelen over migratie… Het boek bevat een schat aan ondergesneeuwde studies en experimenten die mij meer dan eens mijn mening hebben doen herzien.

In 2019 kwam ondertussen het boek “De meeste mensen deugen: een nieuwe geschiedenis van de mens” uit. In dit boek verweeft Rutger Bregman de jongste inzichten uit de psychologie, de economie, de biologie en de archeologie. Hij neemt ons mee op een reis door de geschiedenis en geeft nieuwe antwoorden op oude vragen. Waarom veroverde juist onze soort de aarde? Hoe verklaren we onze grootste misdaden? En zijn we diep vanbinnen geneigd tot het kwade of het goede? Het staat alvast op mijn nog-te-lezen-lijst!


woensdag 29 mei 2019

La historia del hotel Amigo en Bruselas

A partir de Carlos V Bruselas formará parte del Imperio español durante dos siglos (Siglo XVI hasta Siglo XVIII).

Cárcel

El "Amigo" fue una prisión municipal desde 1522 hasta justo antes de la Exposición Universal de 1958. El nombre "amigo" tiene una curiosa procedencia:

Hay por lo menos dos explicaciones:

- “Amigo” es una traducción incorrecta de la palabra en neerlandés medieval "Vrunte", que significa "terreno cercado para animales" y que por extrapolación servía también para denominar a las cárceles. Los soldados españoles que ocuparon Bruselas, confundieron "Vrunte" con "vriend" (que quiere decir "amigo"). Es importante decir que los nombres flamencos de las calles son más antiguos que los nombres en francés que datan de la época de Napoleón y la introducción del concepto de funcionarios públicos y planos urbanos.
- Los prisioneros llamaban "amigo" a los carceleros y soldados españoles para ver si así obtenían sus favores.

Durante la Inquisición española (de 1478):

1523: Hendrik Voes y Jan van Essen fueron los primeros mártires protestantes: fueron encarcelado por Carlos V y después atados a una estaca en el Grote Markt y quemados vivos.
1568: los Condes de Egmont y Hoorn fueron encarcelados por causa de lesa majestad y conspiración y después decapitados en el Grote Markt por el Gran Duque de Alba.

Más tarde, El Amigo se dedicó sobre todo a ofensas menores, personas borrachas y delitos sexuales. Dos ejemplos famosos:

- Jerome Duquesnoy El Viejo fue el escultor de la versión más reciente (y inspirado por Cupido) del Manneken Pis de Bruselas (1619). Su hijo, Jerome Duquesnoy El Joven, habría estado encarcelado aquí también. En 1654, el fue perseguido por sodomía debido al abuso sexual de dos niños de 8 y 11 años de edad. Durante los dos primeros interrogatorios negó todo, pero mientras era torturado - aún era la époqua de la Inquisición - confirmó la versión de los chicos. El 28 de septiembre de 1654, el artista fue condenado a muerte por estrangulación atado a una estaca, y después quemado el mismo día. Los niños fueron obligados a exiliarse.
- Paul Verlaine, quien disparó dos veces con un arma a su amante Arthur Rimbaud el 10 de julio de 1873 (a causa de la angustia y demasiada absenta). Rimbaud tenía sólo una pequeña herida en el brazo, pero no fue el incidente del tiroteo sino la relación homosexual prohibida con Rimbaud lo que determinó el castigo. Después de El Amigo Verlaine fue encarcelado en la prisión de Petits Carmes, y después en la prisión de Mons hasta 1875 (una sentencia de 2 años).

Hotel

El Amigo ha sido utilizado como un hotel desde 1957. Fue transformado para acomodar a familias reales, celebridades y personalidades durante la Exposición Universal de 1958. Y más recientemente, el artista Prince se convirtió en un cliente habitual. Es un hotel de 5 estrellas.
Hoy el vestíbulo está pavimentado con piedras del siglo VII. Originalmente eran piedras de las calles circundantes, que fueron cuidadosamente conservadas durante la renovación del Hotel.

maandag 15 april 2019

Serotonine - Michel Houellebecq (2019)

Aan al wie op zoek is naar een negatieve recensie over de nieuwste Houellebecq: welkom! Want een kleine zoektocht op internet leerde me dat die moeilijk te vinden zijn. Aan al wie een korte inhoud wil van waar het boek over gaat, gelieve elders te zoeken want ik had zelden de indruk dat de auteur zelf wist waar hij naartoe wou met dit boek. Niet dat ik per definitie iets tegen de auteur heb, want ik vond the premisse van zijn vorige boek “Soumission” (met fictieve moslimpresident) interessant en ik raad het iedereen nog steeds aan te (her)lezen, ondanks de hetze die errond is ontstaan.

Maar dit nieuwe boek is behoorlijk slordig geschreven en soms ronduit saai, met verwijzingen naar auteurs die vooral moeten dienen om aan te tonen wat een intellectueel Houellebecq wel is, en beschrijvingen van steden en dorpjes die vooral dienen om pagina’s te vullen. Een bijzonder zwartgallige opsomming van details over een leven dat volstrekt oninteressant is. Onze eigen Herman Brusselmans doet dat ook en veel beter: hij heeft er geen literaire verwijzingen voor nodig én er valt tenminste nog iets te (glim)lachen, af en toe. Provocatie is bij beiden een stijlfiguur geworden doorheen de jaren, maar van Brusselmans weet je ten minste dat het allemaal maar om te lachen is.

Ik heb dit boek gelezen om drie redenen: ik hoopte na Soumission opnieuw op een geslaagd en maatschappelijk interessant boek (nee dus!), de Fransen drukken zich (alweer) alleen maar in superlatieven uit over hem, als was hij Victor Hugo zelf (nee dus!), en uiteraard zat hij weer uitgebreid in de pers. Dat laatste is zelfs niet eens zijn verdienste, want daar heeft hij zijn PR-mensen voor. Kortom, qua publiciteit is de missie meer dan geslaagd.

Zelf heb ik na het lezen toch twee kanttekeningen te maken voor mijn lezers: dat hij Niort « une des villes les plus laides qu’il m’ait été donné de voir » noemt, heeft op internet de nodige buzz veroorzaakt, maar het is welgeteld één zin in het hele boek, een boek dat al vol staat van negativiteit - dat hij Niort ook beschimpt, is slechts een detail dat de media heeft opgepikt. Twee: dat hij zogezegd de gele hesjes heeft voorspeld, moet ook met een grove korrel zout worden genomen. Houellebecq schreef naar het schijnt zijn zevende roman op het Franse platteland en dompelt zijn lezers onder in het rurale Frankijk waar landbouwers haast de wanhoop nabij zijn. en dat leidt onder meer – we zitten dan al op het einde van het boek - tot een snelwegblokkade, iets wat Franse landbouwers - nog voor de gele hesjes - al jaren eerder deden.
Hier is het wat gewelddadiger, maar of dat nu typisch is voor de gele hesjes? Het kan ook puur toeval zijn. Of gewoon betekenen dat Houellebecq zijn boek op een drafje heeft afgewerkt, toen de gele hesjes wél al actualiteit waren. Ik gok alvast op een combinatie van beide.

Zelf spreekt hij trouwens niet van een politieke, maar van een liefdesroman. Serotonine wordt ook wel het gelukshormoon genoemd. In het boek wordt het hormoon versterkt door een antidepressivum dat het hoofdpersonage, een ingenieur van eind de veertig, dagelijks inneemt. Dit ten koste van zijn libido. Bestond er maar een pil die me de tijd teruggaf die ik aan dit boek heb gespendeerd! Wie het boek toch wil lezen: ik heb hem op ebay geflikkerd. Voor een startprijs van 5 euro is het boek van jou!

zondag 17 juni 2018

De ontredderde republiek: zoektocht naar de ziel van Frankrijk - Mia Doornaert (2017)

'Iedereen heeft twee vaderlanden, het zijne en Frankrijk', placht men te zeggen. En nog steeds is Frankrijk een trekpleister voor ontelbare bezoekers en voor expats die er van hun pensioen komen genieten. Merkwaardig genoeg zijn de Fransen zelf ten prooi aan een gevoel van tristesse, ondanks de vele troeven van hun land.

Mia Doornaert, voormalig De Standaard-journaliste en columniste, zoekt naar een verklaring, naar de ziel van Frankrijk. “Wat mij boeit is hoe Frankrijk zo collectief neerslachtig is kunnen worden,” zegt ze, “Ook al is dat natuurlijk te begrijpen. Net zoals Groot-Brittannië heeft Frankrijk er moeite mee niet langer een wereldmacht te zijn”.

Ooit was het nochtans anders. Frankrijk kan bogen op een 1000 jaar oude geschiedenis van triomf en verheerlijking. Eind 18e eeuw maakte de Revolutie van Frankrijk het land van de universele waarden en de filosofen. Het Frans was de taal van de vorstenhoven en de intellectuelen. Begin twintigste eeuw was de Eiffeltoren het hoogste gebouw ter wereld en kwamen bezoekers van alle continenten naar de grote Parijse tentoonstellingen kijken. Maar toen kwam de Tweede Wereldoorlog en werd Frankrijk op drie weken tijd onder de voet gelopen. Daarna ging ook het koloniale imperium teloor en bleek de Europese Unie niet de grote Franse invloedssfeer te zullen worden die De Gaulle voor ogen had gehad.

Mia Doornaert peilt naar de diepere oorzaken van de malaise in een land met een zo glorieus verleden en een nog steeds benijdenswaardig heden. Ze houdt van Frankrijk, ze heeft er gewoond en gewerkt. Haar meeslepende verhaal - van de monarchie tot de revolutie, van Charles de Gaulle tot François Hollande, van de Belle Epoque tot het einde van de exception française - doorweeft ze met eigen ervaringen en ontmoetingen.

Het boek is een duizendjarige geschiedenisles langsheen koningshuizen, revoluties en de republieken. Ik ben vaak gefrustreerd door geschiedenisboeken, omdat ze teveel voorkennis vereisen en ik vaak na enkele pagina’s de draad alweer kwijt ben. Mia Doornaert slaagt erin om me bij de les te houden en me te boeien. Scherpe analyses, en een pak anekdotes die – ondanks het tv-imago van mevrouw Doornaert – nooit drammerig of belerend zijn. Hoogtens kun je opperen dat de auteur het allemaal met een rechts-conservatieve bril bekijkt en voelbaar onder de indruk is van charmes van heerschappen die mij stoïcijns laten.
Meermaals bedacht ik dat het spijtig is dat dit boek niet vertaald is in het Frans – al heeft de auteur heel veel research gedaan in de Franse historische literatuur, getuige de vele citaten en verwijzingen - "Comprendre le malheur français" van François Azouvi en Marcel Gauchet, onder meer. Sommige critici merken, niet geheel onterecht, op dat de vertelling naar het einde toe wel wat verzandt. Zeker voor de Vijfde Republiek vanaf De Gaulle, wordt het boek een flashoverzicht van politieke biografieën met, naarmate de tijd vordert, steeds meer oog voor smeuïge details – de onechtelijke dochter van Mitterrand, het echtpaar Sarkozy-Bruni, de stoethaspelige wijze waarop Hollande zijn maîtresse inruilt voor een nieuwe: zijn ze noodzakelijk om de ziel van Frankrijk te vatten? De vraag stellen is ze beantwoorden.

N.B. De versie die ik las werd afgesloten net vóór de Franse verkiezingen, waarbij Fillon nog steeds op de sympathie van de auteur kon rekenen – ze schatte zijn kansen hoog in, het is anders uitgedraaid . Dat stoort op zich niet, want één van de redenen waarom Macron uiteindelijk president is geworden, is om de Franse glorie te herstellen binnen Frankrijk, maar ook binnen Europa en de wereld. Ik hoop van harte dat hij daarin slaagt!

dinsdag 28 november 2017

Pink Screens 2017 (& Bruce LaBruce)

Algunos de vosotros lo sabeís ya, este noviembre he trabajado para ¡Pink Screens!, el festival anual de cine con una programación queer. Allí fuí traductor de los programmas y subtitulé algunas películas. Fue necesario que estuviera allí durante la proyección para proyectar los subtítulos en la pantalla.

¡Pink Screens! no es un festival de cine gay, pero tiene una misión: promover una idea diversificada y no binaria sobre la sexualidad y el género para promover el perfil de cine queer: en otras palabras, las películas en las que todos los personajes no corresponden a las normas heterosexuales ¡Pink Screens! es un festival de militantes, lo que significa que la gente puede ver películas que tratan temas que muchas personas piensan que son inadecuados o que no se pueden mostrar. La orientación sexual no es lo único que define las normas sociales. La norma podría ser un homosexual blanco, misógino. El festival trata sobre el mundo fuera de esta norma. Hay películas belgas, películas europeas, de Latinoamérica y de España, las personas que seleccionaron las películas han viajado alrededor del mundo para realizar una programación diversa, haciendo de este festival un festival conocido y respetado en todo el mundo o por lo menos en Europa.


Pink Screens Film Festival 2017 Trailer from Pink Screens on Vimeo.

Uno de nuestros directores cinematográficos preferidos es Bruce LaBruce. Tiene 53 anos y vive in Toronto. Bruce LaBruce empezó su carrera en 1987 como uno de los más controvertidos e influyentes miembros de un movimiento disidente en la pornografía gay que se proclama como "queercore" u "homocore". Artista, escritor y actor LaBruce es más conocido por ser un director cuyos films desafían el modo en el que la cultura queer es representada y celebrada. En sus películas LaBruce mezcla las técnicas del cine independiente con la pornografía gay. Según sus declaraciones, con sus películas intenta rechazar el machismo presente en la pornografía corriente. En ella aparecen a menudo skin-heads, punkis, y escenas sadomasoquistas. Su obra es considerado como pornografia punk. La gente dice de que se trata de un mero provocador, pero quiero hacer una introducción breve a su carrera cinematografía. He seleccionado 4 títulos indispensables para poder hacerse una idea de cuál es la verdadera misión de LaBruce en el panorama del cine indie actual.




Por ejemplo en The Raspberry Reich: la película satiriza la propaganda política contando cómo un grupo de terroristas (en la línea del Ejército Rojo Alemán) están dispuestos a llevar a cabo la revolución gay. Sexo real se mezcla con imágenes del Che Guevara y la estética del Berlín más underground. Entre las escenas pornográficas cargadas de humor negro, Bruce LaBruce mezcla irónicos eslóganes de ideales con respecto a la libertad sexual.



Yo, he descubierto a Bruce LaBruce en 1999, antes de que existiera Pink screens, con una proyección de Skin Flick/Skin Gang: Un joven skin-head conoce a una pandilla de skins homosexuales que se reúne para hablar de sus ideales xenófobos y ultraderechistas y de paso montar orgías gais. Los skins le invitan a robar un apartamento. Todo se complica cuando encuentran a un joven negro en su interior.




'Otto; or, Up with Dead People' es la primera película que ví durante el festival Pink Screens. Es uno de los títulos de culto de Bruce La Bruce en el que un joven zombie neogótico, el que le da título a la película, camina sin rumbo por la vida hasta que descubre el anuncio de que se buscan actores para una película de zombies. 'Otto, or Up With Dead People', es una película de zombis que combina la comedia romántica, el porno, la política, el terror y la animación.



En 2013 Bruce La Bruce presentó en persona durante nuestro festival, Gerontophilia, uno de sus títulos más celebrados y que mejor acogida tuvo a nivel internacional, escapándose del circuito underground, contando una tierna historia de amor entre un joven y un hombre de edad avanzada. Aunque el joven tiene novia de su misma edad, 18 años, se pregunta a menudo si la fijación que tiene es antinatural y enfermiza, e incluso se cuestiona su propia sexualidad. Gracias a su madre, consigue un trabajo de verano en un asilo y allí conoce a un anciano por el siente un apego emocional especial. 'Gerontophilia' es la película más accesible del controvertido Bruce LaBruce. Es una verdadera pena que la película no se estrenara en las salas de cine normales.